Zoals ieder ander jaar ben ik ook nu weer overtuigd van het belang van het bijna afgelopen leesjaar. Dit jaar las ik voor het eerst meer nonfictie dan fictie, besteedde ik veel tijd aan Virginia Woolf en W.G. Sebald, probeerde ik mijn blog wat meer van mijzelf te maken, en werd ik geconfronteerd met verschillende fascinaties die ik nog niet echt kan plaatsen of begrijpen. De afstand naar de maan is geslonken, de ruimte geplaatst (bluft ze), een ster gestorven maar dat geeft niet want licht overleeft.
Sebald en Woolf dus, maar ook erg genoten heb ik van boeken over stilte (Stilte als antwoord van Sara Maitland en Zes maanden in de Siberische wouden van Sylvain Tesson), essays over o.a. schrijven en lezen en beeldende kunst (Uit het raam van Julian Barnes, Wat voorbij is begint pas van Erwin Mortier, André Acimans Alibi’s, Kennis is geluk van Joost Zwagerman, en beide bundels van Peter Delpeut), dat prachtige boek van Olivia Laing over alcoholistische schrijvers, Julian Barnes’ buitengewone luchtballonnenboek, Philippe Claudels Geuren, de gesprekken met W.G. Sebald, Anne Carsons mysterieuze Plainwater ... ik kan wel blijven noemen, bekijk hier de volledige lijst.
Horace-Bénédict de Saussure’s cyanometer |
Eén boek wil ik wel nog noemen, Bluets van Maggie Nelson. Bluets doet zijn best overal tussendoor te fietsen, nergens thuis te horen. Natuurlijk gaat het ergens over, maar er is niets dat echt de boventoon voert. De fragmenten, soms bestaande uit één of enkele zinnen, soms een pagina lang, gaan over blauw in de natuur, over de cyanometer van Horace-Bénédict de Saussure (een instrument om blauw te ‘meten’), maar ook over de rol van de kleur in film, muziek, literatuur, beeldende kunst, en maatschappij. Daar komt nog bij dat Bluets ook een heel persoonlijk boek is. En dat alles in 95 pagina’s..
Ik lees momenteel Brieven aan Poseidon van Cees Nooteboom, een boek dat ik in mijn hoofd telkens in verband breng met Bluets, maar daar later (hopelijk) meer over.