Peter Delpeut is cineast, zijn (binnen)wereld bestaat uit beelden. De onmetelijkheid van woestijnlandschappen fascineert hem, maar diezelfde oneindig-heid maakt het hem ook heel moeilijk. In deel 3 van zijn boek In de woestijn fiets je niet wordt Delpeut door een zandstorm (Marokko kent stormseizoenen) gedwongen een pauze te nemen. Hij kijkt uit het raam van het hotel waar hij overnacht, en merkt dat de chaos van de zandstorm hem dwars zit, onrustig maakt: hij kan het geen plaats geven in zijn eigen wereld, hij herkent niet wat hij ziet:
‘Om te zien moet je weten. Ik loop er steeds weer tegenaan, ik weet te weinig van de woestijn. Ik ga erheen om een vaag verlangen te bevredigen, gevoed door de avonturen van de grote woestijnschrijvers. Ik reis met een nostalgie naar de emoties die zij oproepen, maar zonder hun kennis van zaken. Zij lezen het landschap, ik kijk ernaar als een analfabeet en stamel weids, leeg, vlakte. Natuurlijk verlies ik mijn oriëntatie, denk ik geïrriteerd, ik heb geen woorden voor wat ik zie en dus glipt alles door de mazen van mijn blik.’ (p. 158-159)
‘Als ik naar een woestijnlandschap kijk, onderga ik het als karig. Ik moet me heel veel moeite getroosten om de details te onderscheiden. Ik ervaar minder prikkelingen dan de mensen die er leven en van iedere verandering, hoe klein ook, afhankelijk zijn om te overleven. Mijn blik is gevuld met algemeenheden waarvan ik de bijzonderheden niet kan duiden. Toch zou ik op al die kleinigheden graag meer greep krijgen. Maar ik weet niet welke taal ik ervoor moet aanspreken. Daardoor heb ik voortdurend het idee niet alles te zien wat er te zien valt. Mijn kijken voelt als het aaneenrijgen van gemiste kansen.’ (p. 160)
Een van die woestijnschrijvers is T.E. Lawrence, auteur van o.a. het boek Seven Pillars of Wisdom. Lawrence is volgens Delpeut dé schrijver die een indruk van de beleving van het woestijnlandschap kan geven; een schrijver die in staat was verschillen in heuvels/duinen aan te duiden met woorden als hillock, knoll, mound, tump, tumulus, woorden die niet direct vertaald kunnen worden naar onze taal en dus geen beeld over kunnen brengen van een landschap, het landschap dat Delpeut niet kan lezen, en dus niet kan zien.
(Ik vraag me nu af of niet iedere reiziger of toerist dit ervaart. Misschien maken we daarom nu overal foto’s van: we voelen ons analfabeet en schieten dan maar een plaatje, zodat we in ieder geval iets mee kunnen nemen van de ervaring.)
Delpeut staat al een tijdje op m'n leeslijstje met zijn 'Pleidooi voor het treuzelen' waarin hij de kunst van het stilstaan beschildert. Dit doet me nu natuurlijk enorm denken aan mijn laatste blogstukje 'De ademhaling van het landschap'. Na het lezen van jouw stukje begrijp ik nu beter (of, anders) wat Thoreau bedoelt moet hebben met 'je moet zien voordat je kan praten' en waar Frédéric Gros op wijst met 'het eind van onze taalverspilling'. Een mooie aanvulling op mijn gedachten/schrijven. Dankjewel!
BeantwoordenVerwijderenhttp://woordjes.wordpress.com/2013/09/03/over-smalle-paden-en-oude-wegen-5-de-ademhaling-van-het-landschap/
het is knap hoe Delpeut een deur kan openen door te schrijven, wanneer hij schrijft over zijn onkunde verkent hij óók een nieuw terrein. (ik lees nu zijn pleidooi voor het treuzelen..)
Verwijderenmoet nu ineens denken aan een aflevering van ‘Van de schoonheid en de troost’, ken je dat? Wim Kayzer was de man die aan zijn onderwerp vroeg wat volgens haar of hem schoonheid was en troost bracht. mooi. het gesprek met George Steiner is nog steeds één van de mooiste gesprekken die ik op tv heb mogen zien. (volledig te zien op youtube.) het sluit aan omdat hij praat over het verdwijnen van kennis: woorden verliezen betekenis, teksten verliezen betekenis. een aanrader.
de aflevering met Steiner heb ik (nog) niet gezien... zal ik dus zeker nog eens bekijken --- over die toeristen en foto's maken, ikzelf zeul op reis ook de hele tijd m'n fototoestel mee, maar ik kijk, zie een plaatje, kijk nog eens, diep dan m'n toestel op, en maak het plaatje (voor sommige heet dat 'treuzelen'). maar als ik de vele toeristen om me heen zie lopen met het toestel voortdurend in de aanslag (ze lopen als het ware met hun neus achter het toestel aan), dan vraag ik me af of die taal zelfs nog een rol speelt, verloren of niet. ze kijken niet meer, maar maken gewoon plaatjes. als je hen vraagt wat ze die dag gezien hebben, dan moeten ze vast eerst op hun toestel kijken voor ze wat kunnen antwoorden, en dat is niet omdat ze er de woorden niet (meer) voor hebben/kennen. dan heeft inderdaad de tekst (de hele reis) zijn betekenis verloren, niet?
Verwijderen