het hart van de mens

Uiteindelijk dan toch de lente; Het hart van de mens. Dit boek van Jón Kalman Stefánsson, het laatste deel van een trilogie, is meer van hetzelfde en toch heel anders dan Hemel en hel en Het verdriet van de engelen; het is niet langer zo donker, zo koud, maar de jongen kent nu een zekere ernst, en zijn persoonlijkheid lijkt daardoor, en gelijk aan zijn omgeving, tot leven te komen.

De jongen komt thuis; het huis van de ruim bedeelde weduwe Geirthrud. Zijn liefde voor taal blijft groeien; hij krijgt de taak Dickens te vertalen en zijn werk ’s avonds voor te lezen. Hij wordt geschoold door een depressieve intellectueel. De wereld lijkt vriendelijker, voor even, en hoewel er onrust wordt gevoeld, kabbelt ook het leven in Geirthruds huis kalm voort. De wereld, het klimaat, lijkt zich aan de dromen van de jongen hebben aangepast. Maar we kennen inmiddels het IJsland van Stefánsson, voelen de storm voordat de zee het gevaar aankondigt. Levens raken verloren tussen de golven, zakken af naar de bomen van een nog altijd koude oceaan. Ook in dit boek zorgt de dood voor grote veranderingen.

Ik kan niet veel meer zeggen dan dat Het hart van de mens een prachtig slot kent. De jongen die gelooft in de kracht van woorden ziet in dat taal het leven zowel kan oproepen als bezweren; hij beseft dat zijn leven zijn keuze is. Het dromertje. Hij kust en stopt, en iemand vertelt. Het maakt niet uit wie. ‘Het leven, dat zijn de glinsterende sterren, maar wat is dan de duisternis ertussen?’ (p. 381)

*

‘Hij leunde tegen het hek voor het huis met in de tuin twee kleine lijsterbesbomen en wierp haar een blik toe, niet meer, sloeg toen zijn ogen neer alsof dat van hem werd verwacht. Maar toen herinnerde hij zich dichtregels, of liever gezegd: ze spoten allemaal in zijn bloed, als energie, regels uit een gedicht die hij in een tijdschrift had gelezen dat hij van Gisli had gekregen, een vreemd gedicht van een Amerikaanse dichter. Ik ben de dichter van het lichaam, ik ben de dichter van de ziel. De jongen was gefascineerd, Gisli niet, te veel lawaai, zei hij, de focus ontbreekt, het zit te los in elkaar, het valt in brokken uiteen die je niet verder helpen, verspil je tijd niet met die gedichten. Maar dat was precies wat de jongen deed, hij verspilde zijn tijd met ze over te schrijven, uit Bladeren van gras van de Amerikaanse dichter Walt Whitman, in de vertaling van Einar Benediktsson. Geen rijm, geen spoor ervan, maar zwaarwichtige zinnen die ongeluk in zich dragen, een weerspannige kracht, en iets groots, iets wat de belofte van een weidsere hemel, een grotere aarde in zich draagt. Hij stond bij de omheining, twee kleine bomen die zich naar het licht toe werken, hij sloeg zijn ogen neer en het gedicht spoot in zijn bloed.’ (p. 225)

(Het hart van de mens werd, net als Hemel en hel en Het verdriet van de engelen, vanuit het IJslands vertaald door Marcel Otten.)

2 opmerkingen:

  1. Nu moet ik binnenkort toch echt Hemel en hel gaan lezen. Ik heb het al wel een tijd in huis, maar andere boeken blijven maar voordringen...

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. hmm ja, als je het boek toch al in bezit hebt.. het is een heel uniek boek. of, het is een unieke trilogie. you will see ;)

      Verwijderen

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief