De vorm, die combinatie van essays en interviews, is een geslaagde mix en misschien ook wel een belangrijke mix. De schrijver, journalist, lezer, zal onderzoek plegen naar aspecten van Sebalds leven, of wijze van werken, die hijzelf misschien triviaal zal hebben gevonden. Zo bevat elke tekst interessante elementen, hoewel niet iedere opgenomen tekst van eenzelfde niveau is.
Een onderwerp dat ik erg interessant vind is Sebalds relatie met tijd, en de rol die tijd in zijn boeken speelt. In de introductie van The Emergence of Memory schrijft Lynne Sharon Schwartz (zij is tevens de editor van het boek): ‘.. he sees time as plastic, irregular, subjective, “a disquiet of the mind.”’ Passages die ik eerder op mijn blog plaatste zou ik ook nu weer kunnen plaatsen; Sebald is niet de hoofdpersoon uit zijn boeken, maar zijn personages zijn toch wel ‘facets of Sebald himself, the prism’ (Emergence, p. 14). Het gebruik van foto’s in zijn boeken heeft ook te maken met de wetten van de tijd, geeft Sebald aan in een interview dat Eleanor Wachtel bij hem afnam. Sebald spreekt eerst over verificatie en legitimiteit, maar bespreekt dan een andere (mogelijke) functie:
‘The other function that I see is possibly that of arresting time. Fiction is an art form that moves in time, that is inclined towards the end, that works on a negative gradient, and it is very, very difficult in that particular form in the narrative to arrest the passage of time. And as we all know, this is what we like so much about certain forms of visual art—you stand in a museum and you look at one of those wonderful pictures somebody did in the sixteenth of the eighteenth century. You are taken out of time, and that is in a sense a form of redemption, if you can release yourself from the passage of time. And the photographs can also do this—they act like barriers or weirs which stem the flow. I think that is something that is positive, slowing down the speed of reading, as it were.’ (p. 41-42)
De vraag die Eleanor Wachtel hem vervolgens stelt gaat niet op dezelfde manier over tijd, maar schetst wel een mooi beeld van Sebalds relatie met dat wat al geweest is, met mensen die al geweest zijn:
‘EW: One critic describes you as a ghost hunter. Do you see yourself that way?
WGS: Yes, I do. I think that’s pretty precise. It’s nothing ghoulish at all, just an odd sense that in some way the lives of people who are perhaps no longer here—and these can be relatives or people I vaguely knew, or writer colleagues from the past, or painters who worked in the sixteenth century—have an odd presence for me, simply through the fact that I may get interested in them. And when you get interested in someone, you invest a considerable amount of emotional energy and you begint to occupy this person’s territory, after a fashion. You establish a presence in another life through emotional identification. And it doesn’t matter how far back that is in time. This seems to be quite immaterial somehow. And if you only have a few scraps of information about a certain sixteenth-century painter, if you are sufficiently interested, it nevertheless allows you to be present in that life or to retrieve it into the present present, as it were.’ (p. 42)
*
Het gesprek dat Michael Silverblatt eens met Sebald had is hier te beluisteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten