de regels gelden niet

Eerder dit jaar las ik het woeste boek Why I Am Not a Feminist van Jessa Crispin. Crispin is van mening dat het feminisme wordt misbruikt en deels is overgenomen door het systeem dat de suffragettes en eerste feministen juist verafschuwden: het patriarchaat, het kapitalisme. Ze is woest omdat het niet langer een beweging van verzet is, maar van verbetering. Verbetering wijst op participatie, terwijl verzet afkeuring betekent. En verzet is wat nodig is: het systeem is kapot, het blijft mensen buitensluiten op basis van ras, milieu, geaardheid, achtergrond, religie (etcetera). Het is aan vervanging toe: een likje verf doet geen wonderen als de fundatie verrot is.

Crispin:
The patriarchy is more than a matter of a woman's personal freedom. It is not us versus them. It is the system by which the powerful maintain their position through the control and the oppression of many. Misogyny, as well as racism, homophobia, and whatever word we will come up with to classify the pretty obvious fear and hatred of the impoverished that dominates our public life, is a logical outgrowth of the patriarchy. In order to take advantage of someone, in order to think of them as a resource to be exploited, it helps to dehumanize them. (p56)

Machthebbers vinden het vanzelfsprekend dat ze zich weinig tot geen zorgen hoeven te maken over onderdak, voedsel, onderwijs, recht, zorg. Sterker: het is alsof die macht een prestatie is, en het gevolg van het maken van de juiste keuzes. 

Deze machthebbers maken deel uit/ zijn de leiders van het patriarchaat. Of ze nu man of vrouw zijn.

*

Bij het lezen van Ariel Levy's memoir De regels gelden niet dacht ik regelmatig terug aan Jessa Crispins boek. Levy is wit, hoogopgeleid, en is zo iemand die een warm plekje toebedeeld heeft gekregen in de hiërarchie van het patriarchaat. Hoewel ze hier weet van heeft is het niet iets dat haar werkelijk bezig houdt.

Dat kan ze zich veroorloven. Haar boek getuigt hiervan.

Nu kun je zeggen: misschien is dit wat ze heeft geschreven om juist dát in beeld te brengen: veel mensen gebruiken wat er te gebruiken valt en willen zich geen zorgen hoeven maken om het lot van anderen. Anderen: zij die niet in Levy's bubbel wonen; zij, de mensen die ze in de brandende zon op velden ziet werken en ze van afstand identificeert als mensen uit Mexico of Guatemala; zij, de mensen die haar boodschappen komen brengen en Aziatisch of Latijns-Amerikaans zijn. Zij; de Anderen. 

Als dat haar bedoeling was had ze enige contemplatie moeten toepassen, ergens. Bovendien: white privilege is reeds alomtegenwoordig, er zijn voorbeelden te over. Juist omdat zij deel uitmaakt van die klasse had ze daar iets mee moeten doen, had ze er in ieder geval op papier over mogen nadenken. Levy erkent haar bevoorrechte positie, en de voor(oor)delen die dat met zich mee brengt, maar ze haalt tegelijkertijd haar schouders op; niets aan te doen.

Levy laat verdieping aldoor achterwege. Het boek is opvallend oppervlakkig.

*

Crispin:
Being marginalized should have awoken us to how the system works. It should have made us acutely aware of the other people who were not protected. Instead it made us selfish. It made us focused on our own advancement, our own entitlement. (p65)

*

Iets anders dat me opviel: Levy's feminisme is nogal ouderwets, en draait vooral om controle. Ik vraag me oprecht af of Levy wel eens een feministisch boek heeft gelezen dat niet door een witte vrouw is geschreven. Haar feminisme maakt deel uit, en gebruik, van het bestaande systeem, en Levy lijkt totaal niet geïnteresseerd in verzet of hervorming. 

Voorbeelden:

We zijn opgevoed met de gedachte dat we alles konden doen wat we maar wilden, dat we vrij waren om onszelf te zijn. En veel van de revolutionaire dromen van onze ouders waren ook uitgekomen. Een zwarte man kon zowaar president worden. Het was min of meer oké om homo te zijn, en zelfs om te trouwen als homo. Als vrouw kon je een veeleisende carrière hebben en hoefde je niet per se echtgenote of moeder te worden (ook al had het nog steeds de voorkeur: het oudevrijsterschap had zijn stigma nog bepaald niet verloren). (p20)

Vrouwen van mijn generatie kregen dankzij het feminisme de macht over ons handelen in de schoot geworpen: de overtuiging dat we zelf mochten uitmaken hoe we ons leven wilden leiden en wat er van ons zou worden. (p75)

Ik wilde wat zij ook wou, wat we allemaal willen: alles. We willen een maatje dat even vertrouwt voelt als familie en een exotische, verrassende bedgenoot. We willen jonge avonturiersters zijn en middelbare moeders. We willen intimiteit en autonomie, geborgenheid en spanning, geruststelling en het onbekende, gezelligheid en opwinding. (p96)

‘We’, schrijft Ariel Levy, maar ze sluit Anderen buiten door te generaliseren.

Het stoort mij dat een veelgelezen schrijver, door zichzelf en de media feminist genoemd, niet in de gaten heeft dat ze schade aanricht door bijvoorbeeld oeroude fabels over vrouwen en het moederschap in stand te houden. Het lijkt er op Levy daar niet bij heeft stilgestaan, en dat is mijn probleem met De regels gelden niet: het voelt alsof er niet, of maar half, over het werk is nagedacht. Het ontbreken van die reflectie is voor mij een groot struikelblok.

3 opmerkingen:

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief