over verspilling en verwildering

Onlangs kwam ik de volgende afbeeldingen tegen:




marco cadioli, squares with concentric circles seen from above
from the google earth satellite

Ik wist waar ik naar keek omdat ik een paar jaar geleden de documentaire Watermark (2013; een aanrader) zag, waarin wordt gekeken naar de manier waarop de mensheid met 's werelds water omgaat. Squares with concentric circles seen from above from the google earth satellite (klik hier voor meer) is een voorbeeld van wat we de aarde aandoen, hoe we de aarde gijzelen. Dit zijn afbeeldingen die gevangenschap illustreren.

De cirkels hierboven zijn het gevolg van desert agriculture: het bedrijven van landbouw op plekken waar het normaal gesproken weinig tot niet regent, en waar de grond dat dus eigenlijk niet aankan (o.a. Texas, Kansas). Daar wordt gebruik gemaakt van een irrigatie-systeem dat center pivot irrigation heet, een manier van beregenen waarbij een enorme arm rond een centraal aanvoerpunt draait.

Dit irrigatie-systeem maakt gebruik van grondwater waar steeds dieper voor moet worden geboord.

Ik moest aan Cadioli's cirkels denken toen ik onlangs De vlucht van de hommel van Dave Goulson las. Dit boek bestaat grotendeels uit reisverslagen: in verband met zijn wetenschappelijke werk wordt Goulson regelmatig uitgenodigd om hommels te komen (be)zoeken. Tijdens zo'n werkbezoek aan Californië (waar men last heeft van aanhoudende droogte, een direct gevolg van het plaatsen van de Glen Canyondam) werd hij met de neus op de feiten gedrukt omtrent het waanzinnige waterverbruik ten behoeve van landbouw (volgens Watermark gaat 70% van het water dat de mens gebruikt naar de landbouw):

Sommige amandeltelers hebben het recht het slinkende rivierwater voor irrigatiedoeleinden te gebruiken, maar anderen niet, en zij zien zich genoodzaakt diep in waterhoudende grondlagen te boren om water op te pompen. Boorbedrijven werken zich een slag in de rondte en er zijn wachtlijsten van een jaar. Moesten ze eerst misschien slechts een meter of 150 diep boren voor ze op water stuitten, tegenwoordig moeten ze twee keer zo diep gaan (..). Het is bovendien verontrustend: het water uit die grondlagen, dat daar misschien wel duizenden of zelfs miljoenen jaren opgeslagen heeft gelegen, wordt opgebruikt. Er wordt niet op toegezien en bijgehouden hoeveel water er wordt opgepompt, noch hoeveel putten er worden geslagen (..). Dat is niet alleen een probleem in Californië: in de hele VS wordt elk jaar de verbijsterende hoeveelheid van 25 kubieke kilometer water opgepompt. (p163)

1 kubieke kilometer = 1 kilometer × 1 kilometer × 1 kilometer.

*

Er staan (gelukkig) ook positieve verhalen in De vlucht van de hommel. Goulson vertelt onder andere over een ‘regenwoud in de monding van de Theems’, West Thurrick Lagoons (of Oliver Road Lagoon). Het gebied, waar eerst een kolencentrale stond, werd gebruikt om gepulveriseerde as te dumpen. Na zo'n twintig jaar met rust te zijn overgelaten bleek de plek ineens interessant wild leven te bieden; zo interessant dat er naar verluid zeldzame hommels wonen.

Vanwege de interessante begroeiing, en het unieke leven aldaar, probeerden natuurorganisaties het dreigende verkoop van het gebied te voorkomen. Dat is slechts deels gelukt, maar het is deels gelukt: meestal gaat economie voor ecologie.

west thurrick lagoons, londen

Een ander voorbeeld is Canvey Island. Het ligt direct aan de Theems, waardoor het ooit een getijdengebied was en er dus van alles leefde: weekdieren, waadvogels, en zo meer. In verband met overstromingen werd er besloten een betonnen zeewering te plaatsen. Dat had uiteraard gevolgen voor de plaatselijke ecologie: die verdween, feitelijk. Er werd daarna nooit echt iets met het gebied gedaan: wederom werd een verlaten plek overgenomen door een uitzonderlijke fauna:

.. alleen al vijf van de zeldzaamste hommelsoorten van Groot-Brittannië en minstens driehonderd soorten nachtvlinders. Dertig van de ongewervelden die er voorkomen staan op de Britse rode lijst van bedreigde diersoorten. (p225)

Het is nu een natuurreservaat, opnieuw vanwege inmenging van natuurorganisaties, maar zoals gezegd: meestal gaat economie voor ecologie. Er zijn nog altijd ontwikkelingsplannen en het feit dat Canvey Island nú een natuurreservaat is betekent vermoedelijk alleen dat er een extra document getekend moet worden zodra plannen concreet worden.

Geld is het toverwoord: de grootste succesverhalen in Goulsons boek gaan over privé-projecten. Knepp Castle is bijvoorbeeld mogelijk omdat de huidige eigenaar het gebied heeft geërfd. Het is een prachtig initiatief, maar ik vind het eigenaardig dat natuur alleen ongestoord mag verwilderen als land privé-bezit is; als het de keuze van de eigenaar (tussen haakjes?) is. Over de rest – reservaten, openbaar groen, etcetera – valt blijkbaar te onderhandelen.

*

Wilde natuur, volgens Robert Macfarlane (in De laatste wildernis): de tomeloosheid van de groene natuur, de pure, woeste en chaotische kracht van het eindeloze, organische bestaan. Die tomeloosheid had niets van doen met onherbergzaamheid, maar alles met volheid, vitaliteit en plezier. Onkruid dat opschiet uit een barst in een stoep, een boomwortel die onbeschaamd door het asfaltpantser heen breekt: het waren evenzeer tekenen van vrije natuur als een vloedgolf of een sneeuwvlok.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief