over de schaamte

Volgens psychoanalyticus Louis Tas (1920-2011) is schaamte een gebrek aan empathie met jezelf. Ik las over hem in Genoeg nu over mij (in het essay ‘De ervaren schamer. Over je verstoppen en toch gezien worden’) van Marja Pruis. Ze laat Tas regelmatig aan het woord:

‘Schaamte is niet alleen een obstakel bij het onderkennen van wat er aan de hand is. Het is als vorm van zelfminachting een soort ziekte. Gevoelsmatig, tegen beter weten in, identificeert de schamer zich met de minachter, als hij zich afhankelijk voelt van diens oordeel. De haat richt zich tegen jezelf.’

Pruis schrijft: ‘Hij vertelde dat er altijd genoeg redenen zijn waarom je kunt denken geen recht van spreken te hebben (..).’ Een paar pagina's verderop: ‘Tas had me verteld dat schaamte de emotionele reactie is op de angst voor afwijzing. (..) Wanneer je je schaamt, zei Tas, heul je met de vijand. De haat richt zich tegen jezelf. Schaamte kan tot zelfmoord leiden.’

‘Idioten schamen zich niet, schreef Darwin.
Volgens Tas schamen 'echte fouteriken' zich niet, oftewel mensen die op geen enkele manier bij zichzelf te rade gaan en zich alleen maar verongelijkt voelen. Hij impliceerde hiermee dat enige mate van schaamte niet alleen onvermijdelijk, maar ook wenselijk is. Met schaamteloos gedrag schaad je jezelf en de ander.’

‘(..) schaamte [is] soms misschien meer nog dan een gebrek aan empathie voor jezelf, een overdaad aan empathie voor de ander (..). Koste wat het kost moet worden voorkomen dat de ander uit de droom geholpen wordt.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief