‘Ik noem haar Paula en hem noem ik Rilke. Het lukt me niet hem Rainer Maria te noemen. Maar vooral, hoe moet ik haar noemen? Modersohn-Becker, haar toekomstige naam als echtgenote, de naam uit de catalogi die aan haar werk gewijd zijn? Becker-Modersohn, zoals in haar museum in Bremen? Becker, haar meisjesnaam, haar Jungfrauname, die de naam van haar vader is?
‘De eenvoudige, eerlijke naam Becker’ is in Duitsland een veelvoorkomende naam. Paula Becker is de naam van een meisje wier vader Becker heette en dat de voornaam Paula kreeg.
Vrouwen hebben geen naam. Ze hebben een voornaam. Hun naam wordt ze tijdelijk geleend, een vluchtige aanduiding, hun eendagsvlieg. Ze vinden andere vaste punten. Hun bevestiging in de wereld, hun ‘er zijn’, hun schepping, hun handtekening wordt erdoor bepaald. Ze vinden zichzelf uit in een mannenwereld, veroveren zich er een plaats.’ (p. 41)
‘Niels Lyhne [Niels Lyhne, Jens Peter Jacobsen] is op zoek naar zuiverheid. Hij weet dat het een droom is. De vrouwelijke begeerte is werkelijk, en de werkelijkheid staat hem tegen. In de roman komt een jong echtpaar voor dat ten onder gaat aan de afkeer van seksualiteit, in een huis buiten aan een stille fjord.
Hoor de jonge echtgenote: ‘De zuiverhuid van de vrouw, dat is ook een van die zinloze fijnzinnigheden. Wat is dat voor onnatuurlijks? ...Wat is het dan voor waanzin? Waarom gooien jullie ons dan met één hand de lucht in, als jullie ons toch met de andere neer moeten halen? Kunnen jullie ons niet op aarde naast jullie laten lopen, mens naast mens, en geen zier meer? Het is immers onmogelijk voor ons om vaste voet te krijgen in het proza, als jullie ons verblinden met je dwaallichtjespoëzie. Laat ons toch, in 's hemelsnaam.’ (vert. Annelies van Hees, 2014)’ (p. 43-44)
‘Ze heeft een verhouding met de zon: dat schreef ze aan Clara vlak voor ze gebrouilleerd raakten. Niet de zon die verdeelt, die het beeld breekt in schaduwen, maar de zon die de dingen met elkaar verbindt: laag, zwaar, dromerig, gedempt haast. Zo schildert ze de zon: geen schaduw, geen effectbejag. Geen toegevoegde betekenis. Geen verloren onschuld, geen vernederende maagdelijkheid, geen heilige die voor de leeuwen wordt geworpen. Geen ingetogenheid, geen valse schaamte. Geen heilige, geen hoer. Dit hier is een jong meisje: en die twee woorden zijn al te veel, beladen met dromerigheid à la Rilke en mannelijke poëzie – ‘laat ons toch!’’ (p. 77)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
//
quoi?
ada limón
adrienne rich
ali smith
alice notley
alice oswald
anne boyer
anne brontë
anne carson
anne truitt
anne vegter
annie dillard
antjie krog
audre lorde
bhanu kapil
carry van bruggen
catherine lacey
cees nooteboom
charlotte brontë
charlotte salomon
chimamanda ngozi adichie
chris kraus
christa wolf
claire messud
claire vaye watkins
clarice lispector
david whyte
deborah levy
durga chew-bose
elif batuman
elizabeth strout
emily brontë
emily dickinson
emily ruskovich
ester naomi perquin
etty hillesum
f. scott fitzgerald
feminisme
fernando pessoa
han kang
helen macdonald
henri bergson
henry david thoreau
hermione lee
herta müller
jan zwicky
janet malcolm
jean rhys
jeanette winterson
jenny offill
jessa crispin
joan didion
john berryman
joke j. hermsen
josefine klougart
kate zambreno
katherine mansfield
kathleen jamie
katja petrowskaja
krista tippett
layli long soldier
leonard koren
leonora carrington
leslie jamison
louise glück
maggie anderson
maggie nelson
marcel proust
margaret atwood
maría gainza
marie darrieussecq
marie howe
marja pruis
mary oliver
mary ruefle
neil astley
olivia laing
patricia de martelaere
paul celan
paula modersohn-becker
poetry
poëzie
rachel cusk
rainer maria rilke
raymond carver
rebecca solnit
robert macfarlane
sara ahmed
sara maitland
seamus heaney
siri hustvedt
stefan zweig
susan sontag
svetlana alexijevitsj
sylvia plath
ta-nehisi coates
teju cole
terry tempest williams
tess gallagher
tjitske jansen
tomas tranströmer
tracy k. smith
valeria luiselli
virginia woolf
vita sackville-west
w.g. sebald
yiyun li
zadie smith
Geen opmerkingen:
Een reactie posten