vertakkingen/ publicatie

In het nieuwe nummer van Gierik & NVT (#134) staat een tekst van mij gepubliceerd. Het is in principe een samenraapsel van een aantal stukken die hier op mijn blog al eens voorbij zijn gekomen (als Naar de rivier, Zonnevlekken, en Pluis), maar er zijn een klein aantal dingen aangepast, waardoor de tekst nu anders overkomt. Denk ik? Anyway, ik vind het leuk om het hier, als iets nieuws gemaakt van iets ouds, met U te delen.

*

Vertakkingen

Ik las laatst een boek over een rivier in Engeland en het leerde me een volledig nieuw genre kennen. Ik weet alleen niet zo goed hoe dat genre heet. Het gaat om de boeken waarin wordt geschreven over de natuur; het beleven ervan en daarnaast het filosoferen over.

Het boek dat ik las heet Naar de rivier, is geschreven door Olivia Laing, en gaat over de Ouse (je schijnt het uit te spreken als oeoezoez, een beetje op z'n uils dus). Ik wist weinig over deze Ouse, behalve dan dat Virginia Woolf besloot te verdwijnen in de rivier.

In dit boek volgt Laing de loop van de rivier, zo mogelijk (veel stukken grond die aan de rivier liggen zijn privébezit). Naast het beschrijven van het gebied, vertelt ze verhalen over de omgeving. Er wordt geschreven over natuur, literatuur en geschiedenis, over overstromingen, veldslagen en geologische ontdekkingen. Kenneth Grahame, Iris Murdoch, Odysseus. Ze duikt (soms letterlijk) in de rivier, diepte gezocht en gevonden, en breekt dan weer door het oppervlak wanneer ze terug wordt gesleurd door de realiteit.

Het plaatsen van een gebeurtenis, een verhaal uit het verleden, in een bestaand landschap brengt alles dichterbij. Kan dit? Laing wandelt, en ik wandel mee. Ik voel de koelte van het stromende water op een warme, plakkerige dag. Ik zie het zilveren water, de vissers aan de rand van de rivier, de zich ontwikkelende stapelwolken. De mooie verhalen van (soms) lang geleden komen dan binnen in een omgeving die ik lijk te kennen. Misschien herken ik de omgeving zelfs wel als ik er zelf ooit in het echt kom. Fictie kan dit natuurlijk heel goed, maar om een reden die ik (nog) niet kan aanwijzen gebeurt dit bij non-fictie sneller. En daarom neemt het mij ook sneller mee, naar waar dan ook.

Een reis onder het oppervlak (ondertitel)—als je het toelaat, jawel. Ik merkte dat ik zo nu en dan echt in mijn gedachten verzonken was, om daarna, net als Laing in haar werk, terug te keren naar de werkelijkheid en me weer met het tastbare bezig te houden: het boek. Ik bedacht bijvoorbeeld dat eigenlijk alles lijkt op een rivier (behalve de zee, maar de zee is het begin en/of het einde): wind is niet nat, maar is verder in veel aspecten net als water; bomen—wortels, takken. Vertakkingen. Als één stroom die langzaam ook andere kanten op beweegt. En, vanzelfsprekend, het leven van een mens. Want iedereen leeft, maar niet iedereen gaat eenzelfde kant op. Alles betekent evenveel. Er is geen niets. Het oppervlak bedriegt.

Dit is wat er gebeurt zodra je jezelf onderdompelt in dat waar je zelf deel van uitmaakt: natuur. Hoewel er zó veel is, en niets werkelijk overeen lijkt te komen, is alles op afstand opeens onafscheidelijk. Alles is belangrijk, of niets is belangrijk. Is het zo simpel?

Ik vind het mooi als een boek zo dichtbij komt. Het is natuurlijk altijd persoonlijk. Ik heb een volledig nieuwe wereld ontdekt, want dit is weer iets waarin ik niet alleen ben. Er zijn veel mensen die veel observeren, voelen, verbanden leggen, en dan ook nog de tijd nemen om daar over te schrijven. Ik wil meer lezen, het boek is te kort, maar een nieuwe lijst is al lang.

(Oh, slenterliteratuur? Misschien? slen·te·ren 1· langzaam en zonder doel wandelen.)

*

Vorige week was ik op Schiermonnikoog en stond ik naast het huis van veel oeverzwaluwen: een wand van zand waarin de zwaluwen tunnels en nesten maken (Linnaeus schreef: ‘Hij leeft in Europa, in winderige holen in hangende, zanderige heuvels’.) Ik mocht dicht in de buurt komen, ze waren aan het foerageren, ik zag baby-oeverzwaluwen in hun nest ongeduldig wachten op het terugkeren van vader, moeder, met insecten. Het was er druk, een ontelbaar aantal zwaluwen vloog boven me. Ze verdwenen niet. Zo nu en dan maakten ze een zwak geluid, een rond geluid, één toon, heel kort, maar verder bewogen ze zich geluidloos door de lucht. Ze vlogen boven me en ik kon niet anders dan denken aan de monarchvlinders die massaal pauzeren op bomen in Mexico en Canada tijdens hun migratie, en dan plots wegfladderen, wie weet waarom. Ongetwijfeld maakt dat wél geluid. De patronen die de oeverzwaluwen in de lucht tekenden deden me in ieder geval denken aan het wilde opslaan van de monarchvlinders.

Ik denk de laatste tijd veel na over natuur, houd me bezig met bomen, bloemen, planten, vogels, bijen. Omdat ik zoveel bezig ben met natuur (ik kijk iedere dag lang naar de witte wisteria die zich om een plank, gaas vouwt, werpt, ik weet het niet, het is net een sjaal), lees ik er ook graag over. Vanmorgen zat ik in de tuin naar een bij te kijken die opmerkte dat het kaasjeskruid nu bloeit. Ik kijk nu naar de bewegende schaduwen van het bladerdak, buiten, op het grote grasveld dat grenst aan een bescheiden, maar prettig bos (er staat vooral heel veel vlier, maar wie houdt er nu niet van vlier?). Het patroon van de schaduwen is prachtig, het golft als een zee. Zonnevlekken, in Tomas Tranströmers woorden.

Wellicht moet ik zelf over natuur gaan schrijven, meer dan ik tot nu toe heb gedaan. Ik bedoel, als je een boerenzwaluw, gierzwaluw en huiszwaluw van elkaar kunt onderscheiden, en weet dat de gierzwaluw stiekem geen familie is van die andere zwaluwen, dan heb je in ieder geval genoeg interesse om het te proberen. De kennis komt dan wel met het kijken, en de boeken.

Ik ga nu op zoek naar een klaproos. Ik heb al slaapmutsjes (familie van de veelvoorkomende rode bleke klaproos), vermoed ik, er is nog geen bloem of zelfs knop te vinden maar de eerste scheuten beloven slaapmutsjes. Het meest houd ik van wilde bloemen, en klimplanten, maar daarover wellicht later meer. Ik wil nu een klaproos vinden, voor de pracht, maar ook voor de zaadjes.

*

De ramen van mijn slaapkamer staan bijna altijd open, vooral in de zomer. Als het hard waait (dat is regelmatig het geval in de polder) en ik de deur van mijn kamer open, stormt het er even, kort maar krachtig.

Sinds een paar weken staat er in het mini-vaasje op mijn bureau een tak van het wilgenroosje. Als het wilgenroosje is uitgebloeid, produceert het z'n zaad zoals ook de paardenbloem dat doet: met veel pluis.

Dit is overigens een prachtig systeem: naast bloem en blad bevat de steel van het wilgenroosje extra steeltjes, het zijn net ranken, maar ze groeien niet, krullen niet. Dit steeltje is echter niet één, maar bestaat uit vier zeer dunne stelen die in elkaar geritst lijken te zijn. De dunne stelen laten elkaar op een gegeven moment los, het geheel knapt doordat de boel is uitgedroogd, en geeft z'n pluis en zaadjes aan de wind.

Laatst opende ik de deur van mijn slaapkamer, ook toen waaide het. Het zag plotseling wit van het pluis, het was alsof er witte, dunne sluiers door de kamer golfden. Twee tellen later was alles verdwenen. Mijn deur temde de storm, en het kleine zachte spul van het wilgenroosje had zich een nieuw, niet al te levensvatbaar plekje opgedrongen gekregen (waarvoor mijn excuses). #

2 opmerkingen:

  1. Gefeliciteerd, wat ontzettend leuk om je eigen woorden in druk te zien en wat is het een mooi stuk geworden! Erg de moeite waard.

    Groetjes,

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. dankjewel Bettina! inderdaad erg leuk, maar ook wel een beetje gek.. ik weet niet waarom het gek voelt, waarschijnlijk omdat mijn directe omgeving nu woorden van mij leest, woorden die in eerste instantie alleen voor dit blog bedoeld waren. &, de vorige keer schreef ik een essay speciaal voor publicatie, in de hoop dat het de moeite waard was om gedrukt te worden; nu hoefde ik niets te doen en was het al af.

      anyway, merci beaucoup!

      Verwijderen

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief