tweetalige lelies (herta müller #3)

‘In het dialect van mijn dorp werd gezegd: der Wind GEHT (de wind gaat). In het Hoogduits dat op school werd gesproken werd gezegd: der Wind WEHT (de wind waait). En ik als zevenjarige hoorde daar WEH (pijn) in en dacht dat de wind zich pijn deed. En in het Roemeens werd gezegd: vîntul bate, de wind SLAAT. Als je 'slaat' zei hoorde je meteen het geluid van de beweging, en dan deed de wind niet zichzelf maar anderen pijn. Even verschillend als het waaien is ook het ophouden van de wind. In het Duits is dat: der Wind hat sich GELEGT (de wind is gaat liggen) – dat is plat en horizontaal. Maar in het Roemeens is het: vîntul a stat, de wind is BLIJVEN STAAN. Dat is steil en verticaal. Het voorbeeld van de wind is maar een van de voortdurende veschuivingen die tussen talen bij één en hetzelfde feit plaatsvinden. Bijna elke zin is een andere blik. Het Roemeens keek net zo anders naar de wereld als zijn woorden anders waren. Ook anders opgenomen in het net van de grammatica.

Lelie, crin, is in het Roemeens mannelijk en in het Duits vrouwelijk. Natuurlijk kijkt de Duitse lelie je anders aan dan de Roemeense. In het Duits heb je met een leliedame, in het Roemeens met een heer te maken. Als je beide visies kent, verenigen ze zich in je hoofd. De vrouwelijke en de mannelijke blik zijn opengebroken, in de lelie dansen een vrouw en een man samen. Het voorwerp voert in zichzelf een klein spektakel op omdat het zichzelf niet meer zo goed kent. Wat wordt de lelie in twee gelijktijdig lopende talen? Een vrouwenneus in een mannengezicht, een groenachtig lang gehemelte of een witte handschoen of kraag. Ruikt de lelie naar komen en gaan of naar lang blijven? De afgesloten lelie van de twee talen is door de ontmoeting tussen twee meningen over de lelie in een raadselachtig, eindeloos gebeuren veranderd. Een lelie met een dubbele bodem is altijd onrustig in je hoofd en zegt dus voortdurend iets onverwachts over zichzelf en de wereld. Je ziet er meer in dan in de eentalige lelie.’

De koning buigt, de koning moordt, Herta Müller; p. 36.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief