dora bruder

Patrick Modiano zoekt in Dora Bruder naar een vijftienjarig joods meisje dat ooit als vermist werd opgegeven door haar ouders. Hij stuitte op een opsporingsbericht in een oude krant en probeerde te achterhalen of ze ooit is gevonden, en wat haar vervolgens is overkomen.

Dora Bruder (ze heeft echt geleefd) liep in december 1941 weg van huis, ze wilde volgens Modiano niet terug naar het katholiek internaat Saint-Coeur-de-Marie na een weekend bij haar ouders. Modiano moet veel gaten invullen, het is lastig een doodgewoon meisje op te sporen en te volgen in de jaren veertig van de vorige eeuw. Van een familielid krijgt hij te horen dat Dora wat opstandig was, is dat waarom haar ouders haar naar een kostschool brachten? Maar waarom katholiek? Haar vader liet na haar te registeren terwijl dat zeer strafbaar was (want joods), zijn dit pogingen geweest zijn dochter te beschermen tegen de nazi's?

Het is een naar gegeven: de informatie die te vinden is, is daar omdat Dora Bruder werd vervolgd omdat ze een jodin was. Er zijn gegevens te vinden omdat ze naar kampen werd gebracht: in 1942 werden steeds meer razzia's uitgevoerd, Franse joden werden verzameld in interneringscentra (bijvoorbeeld Drancy) en later op transport gezet naar (meestal) Auschwitz.

Kortom: er is vooral heel veel afwezig.

Dora Bruder heeft de vorm van een verslag, en doet vermoeden dat het geen roman is maar non-fictie. Modiano vertelt waar hij naar inlichtingen heeft gevraagd, hoe hij soms verdwaalde in de bureaucratie. Hij neemt documenten van politie, het internaat en nazi's (gedeeltelijk) letterlijk over, en schetst een tijdlijn. De feiten die genoemd worden spreken voor zich. De zakelijkheid waarmee Modiano over Dora Bruder schrijft raakt nog iets anders aan, het verwijst, vermoed ik, naar de kille en wrede wijze waarop joden (en andere niet-arische mensen) uit de wereld werden geplukt.

Na de oorlog werden veel sporen van nazisme in Parijs aan het zicht ontnomen. Toen Modiano in 1996 het interneringskamp les Tourelles wilde bezoeken, waar Dora Bruder zich bevond voordat ze werd doorgestuurd naar Auschwitz, stuitte hij op een hoge muur:

‘Ik ben langs die muur gelopen. Er hangt een bord waarop staat:

MILITAIR TERREIN
VERBODEN TE FILMEN OF TE FOTOGRAFEREN

Ik dacht bij mijzelf dat elke herinnering was uitgewist. Achter de muur strekte zich een niemandsland uit, een zone van leegte en vergetelheid. De oude gebouwen van les Tourelles waren niet afgebroken (..) maar het kwam op hetzelfde neer.
       En toch voelde je zo nu en dan, onder die ondoordringbare laag geheugenverlies, iets als een verre, verstikte echo, maar wat het precies was, viel niet te zeggen. Het was of je aan de rand van een magnetisch veld stond, zonder een pendel om die trillingen op te vangen. Onzekerheid en een slecht geweten hadden tot dat bordje geleid: MILITAIR TERREIN. VERBODEN TE FILMEN OF TE FOTOGRAFEREN.’ (p. 121)

Zie daar de schimmen van Dora Bruder. Dora's Parijs is ook Modiano's Parijs: plotseling krijgen Modiano's herinneringen een andere betekenis, en plaatsen in de stad een nieuwe lading. Hoewel het boek grotendeels bestaat uit de reconstructie van Dora's verdwijnen, keert Modiano keert zo nu ook terug naar momenten uit zijn eigen leven. Hij deelt (o.a.) verhalen van en over zijn vader: een joodse man die niet in de handen viel van nazi's en zijn zoon kon vertellen over de donkere dagen in een bezet Parijs. Op die manier, en dit is kunstig uitgevoerd, krijgt ook Dora's verhaal meer gestalte.

Dora's schim is een van de miljoenen. Veel mensen zijn verdwenen. Zozeer verdwenen dat er geen spoor te vinden is: veel nazi-documentatie is verloren gegaan, zodat er over velen geen verhaal te vertellen ís. Modiano legt hier de nadruk op door zijn vertelling zo klein mogelijk te houden, en dat is dan ook wat het zo waardevol maakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief