villa triste

Ik las in twee weken tijd drie boeken van Patrick Modiano. Drie zeer verschillende boeken, wat me nogal verbaasde omdat ik ergens het idee heb opgevat dat Modiano telkens weer hetzelfde boek schrijft, ofzo; er werd nogal wat over de man geschreven nadat hem de Nobelprijs voor de Literatuur werd toegekend.

Over De plaats van de ster schreef ik al, Modiano's woedende debuut, een boek dat absurd aanvoelt maar dat niet is, dat is zoals het is uit noodzaak. Villa Triste is een boek waarin ‘alles (..) door heel zachte watten [werd] gedempt’ (p. 148). In Villa Triste kijkt de hoofdpersoon terug op een bij vlagen zeer gelukkige zomer in Zwitserland. Hoe hij, de ik-persoon, heet weet ik niet. Hij noemde zich destijds graaf Victor Chmara, maar neemt tijdens het vertellen van zijn verhaal, nu, geen moeite te verbergen dat dat niet zijn echte naam is. Het lijkt niet meer van belang te zijn: twaalf jaar later voelt hij de dreiging die hem in de jaren zestig uit Parijs deed vluchten niet langer. Toch noemt hij nooit zijn echte naam.

In Zwitserland leert Victor Yvonne Jacquet en René Meinthe kennen. Yvonne en René kennen elkaar al vanaf hun jeugd, ze verlieten samen het dorp waar ze opgroeiden in de hoop niet meer terug te hoeven keren, maar zijn daar nu toch weer beland. Geen van drieën laat iets los over hun verleden: Victor liegt als hem iets wordt gevraagd, Yvonne en René omzeilen nieuwsgierigheid vakkundig. Wat Victor wel te weten komt, wordt hem aangereikt door familie of dorpsgenoten.

Victor krijgt iets met Yvonne en maakt in stilte plannen voor een gezamenlijke toekomst. Maar na een aantal perfecte weken, of maanden, tijd beweegt ongemerkt in dit boek, gebeurt wat er moest gebeuren: Yvonne maakt zelf plannen voor haar toekomst, en verdwijnt. Twaalf jaar later bezoekt Victor dezelfde plek in de hoop iets van die zomer opnieuw te ervaren.

En dat was het. Er gebeurt niet veel in Modiano's boeken (dat wil zeggen: niet op de gebruikelijke manier), maar wie geeft er nog om plot dezer dagen? Daar komt bij dat Modiano verrukkelijk kan schrijven over stille huizen, zwoele nachten, absurde meningsverschillen, winterwind. Achterop Villa Triste staat een quote van Arnon Grunberg gedrukt, hij beweert: ‘Modiano is een meester in het suggereren van welke emotie en sfeer dan ook.’ Dat is helemaal juist; proef dit eens:

‘Zodra je over de drempel van die villa [‘Villa Triste’] stapte, werd je door een glasheldere weemoed bevangen. Je betrad een zone van rust en stilte. De lucht was er ijler. Je zweefde. De meubels waren kennelijk van de hand gedaan of weggegeven. (..) Het parket had een lichte kleur, maar was slecht onderhouden. (..) We zetten de verandadeuren open en strekten ons uit op de canapé. (..) We zweefden. Onze gebaren waren oneindig traag en wanneer we ons verplaatsten, ging dat centimeter voor centimeter. Kruipend. Een plotselinge beweging zou de betovering hebben verbroken. We spraken fluisterend. De avond drong via de veranda het vertrek binnen en ik zag stofdeeltjes doodstil in de lucht hangen. Er reed een wielrijder voorbij en ik hoorde minuten lang het snorrende geluid van zijn fiets. Ook hij bewoog zich centimeter voor centimeter voort. Hij zweefde. Alles om ons heen zweefde. We namen niet eens meer de moeite het licht op te steken wanneer de avond was gevallen.’ (p. 147)

Ik zal binnenkort iets schrijven over Dora Bruder, ook dat boek maakte indruk op me. To be continued, dus.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief