ze kwam uit marioepol

wat is er toch zo aantrekkelijk aan verwoesting?

ik haat dat idee. en ‘aantrekkelijk’ is een heel fout woord in deze context. maar ik kan er niet omheen: de Tweede Wereldoorlog, de Sovjet Unie, het communisme; Hitler en Stalin – het blijft me fascineren. en ik ben niet de enige die er over blijft lezen.

datzelfde geldt overigens voor de junta in Argentintië en Chili, de Rode Khmer van Pol Pot, Ceaușescu in Roemenië, de (post-)Joegoslavische oorlog, Irak en Syrië en Afrika, de Apartheid in Zuid-Afrika, de slavernij, rassenscheiding en het racisme in Amerika, (Europees) kolonialisme, (&c.);

It interests me how we find ways to feel superior to another person, another group of people. It happens everywhere, and all the time. Whatever we call it, I think it’s the lowest part of who we are, this need to find someone else to put down. (Elizabeth Strout, My Name is Lucy Barton)

; het houdt me bezig.

*

nog even terug naar dat woord ‘aantrekkelijk’: ja, het is een afschuwelijk woord. maar het doet me denken aan afstand dus ik laat het staan. afstand, als: zo gelukkig niet te zijn geboren in dergelijke omstandigheden.

waarom kijkt iemand vrijwillig naar verwoesting. ik weet het niet.

*

Natascha Wodins boek Ze kwam uit Marioepol sloeg over me heen. in het eerste deel vertelt Wodin over het begin van haar zoektocht. ze had weinig hoop iets te vinden over het verleden van de moeder die een rivier als uitgang koos, omdat ze al eerder had gezocht en nooit iets had gevonden, maar nu, plotseling en als een wonder: meer feiten rondom de naam van haar moeder.

Jevgenia Jakovlevna Ivasjtsjenko werd in 1920 in Marieopol geboren. ze stierf in 1955.
haar jaren bestonden uit honger, armoede, eenzaamheid, angst en uitputting.

Wodin had geen idee van wat haar moeder bedoelde als ze (keer op keer) zei dat haar dochter geen idee had van wat zijn allemaal had gezien, en meegemaakt.
haar moeder: een schaduw.

Wodin leert over voorouders en gezinsleden maar haar moeder blijft op de achtergrond. de memoires die Jevgenia’s zus, Lidia, aan het eind van haar leven heeft geschreven biedt inzicht in het gezinsleven, maar het brengt Wodins moeder niet veel dichterbij: Lidia gaat in Odessa studeren als Jevgenia pas acht is.

ik wil niet te veel vertellen over wat Wodin ontdekt: ik zei dat haar boek over me heen sloeg en dat heeft deels te maken met de enorme hoeveelheid informatie die haar binnen korte tijd bereikt en haar deed tollen: mij deed tollen.

*

wat indruk wekt is dat Wodin zonder veel concrete feiten toch een heel aannemelijk beeld van haar moeders leven weet te schetsen. door al die boeken die ze heeft kunnen lezen: getuigenissen van dwangarbeiders, mensen die net als haar moeder lang in werkkampen hebben moeten leven. die verhalen: het verhaal dat Wodin uiteindelijk in een kader plaatst om iets te weten te kunnen komen over het leven dat haar moeder heeft gebroken: die verhalen gaan in je lijf zitten. het drong al snel tot me door dat ik te veel niet weet. ik had nooit nagedacht over het feit dat mensen in de Sovjet Unie mee moesten bewegen met de tijd en dat ze altijd verliezer zouden zijn, welke kant ze ook 'kozen'. en ja, kozen tussen haakjes: want het was een kwestie van overleven. ik had te weinig besef van de horror; van het leven dat men moest leven om te blijven leven.

Wodin zal nooit veel meer te weten komen over haar moeder, en dat is een tragische conclusie. nog tragischer is de idee dat Jevgenia Jakovlevna Ivasjtsjenko zonder twijfel een van de heel velen is die ‘als afval is achtergelaten’. dat staat op de achterkant van het boek, als afval achtergelaten. door de geschiedenis, beweert de uitgever, maar eigenlijk ‘gewoon’ door haar soortgenoten: door haar medemensen.

we doen elkaar nogal wat aan, wij mensen.

2 opmerkingen:

  1. Inderdaad een "aantrekkelijk" thema, waarom dompelen we ons keer op keer hierin onder? Dank voor deze blogpost.

    BeantwoordenVerwijderen

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief