clarice lispector

Ik lees momenteel twee fantastische boeken, maar ik wil het nu hebben over de biografie die Benjamin Moser over Clarice Lispector schreef. Een half jaar terug las ik het gekke maar prachtige en onvergelijkbare Near to the Wild Heart van Clarice Lispector. Ik was er vooral van onder de indruk omdat de hoofdpersonage, Joana (/Clarice Lispector; volgens Benjamin Moser mag Joana als Clarice Lispectors alter ego beschouwd worden), buitenaards lijkt te zijn. Of op een andere manier mens, alsof ze haar zintuigen anders gebruikt. Altijd duikt ze achter de vanzelfsprekendheid van dingen. Wellicht wordt dat iets duidelijker met behulp van enkele voorbeelden (ook de passage die ik eerder op mijn blog plaatste is een voorbeeld):

p. 21, Near to the Wild Heart:
‘“What do you get when you become happy?” Her voice was a clear, sharp arrow. The teacher looked at Joana.
“Repeat the question . . .?”
Silence. The teacher smiled as she stacked up the books.
“Ask it again, Joana. I didn't hear you properly.”
“I'd like to know: once you're happy what happens? What comes next?” she repeated obstinately.
The woman stared at her in surprise.
“What a thought! I don't think I know what you mean, what a thought! Ask it again in other words . . .”
“Being happy is for what?”’

p. 35 (de titel van het hoofdstuk: Joana's Joys):
‘The freedom she sometimes felt. It didn't come from clear reflections, but a state that seemed to be made of perceptions too organic to be formulated as thoughts. Sometimes at the bottom of the feeling wavered an idea that gave her a vague awareness of its kind and color.
     The state she slipped into when she murmured: eternity. The thought itself took on a quality of eternity. It would magically deepen and broaden, without any actual content or form, but without dimensions. The impression that if she could remain in the feeling for a few more instants she'd have a revelation—easily, like seeing the rest of the world just by leaning from the earth towards space. Eternity wasn't just time, but something like the deeply rooted certainty that she couldn't contain it in her body because of death; the impossibility of going beyond eternity was eternity; and a feeling in absolute, almost abstract purity was also eternal.’

Ik geloof dat ik hiermee mijn punt wel maak. Joana's/Clarice's manier van observeren (of ervaren?) lijkt weg te blijven van het sentiment, terwijl het tegelijkertijd om iets fundamenteels gaat (en het dus wel zo dicht bij komt als het sentiment). Het maakt in Joana's/Clarice's geval in ieder geval een groot deel uit van haar wezen.


Volgens Benjamin Moser, en veel mensen die Lispector hebben gekend, heeft Clarice Lispector iets dierlijks. En iets amoreels (ze wordt dan ook vooral vergeleken met katten of katachtigen). Moser heeft hier enkele pagina's aan gewijdt in zijn biografie. Hij vergelijkt Joana (Near to the Wild Heart) met Clarice Lispector zelf. Het zijn boeiende pagina's, waarin Moser Lispectors dierlijke amoraliteit koppelt aan de wrede omstandigheden van Clarice's eerste levensjaren: haar ouders vluchtten weg van de verschrikkelijke jodenvervolgingen na de Eerste Wereldoorlog en moesten na aankomst in Brazilië een nieuw bestaan opbouwen.

p. 82-83, Clarice Lispector, de biografie:
‘Moraliteit, schreef Fernando Pessoa, is 'de krachtinspanning om het menselijke leven te verheffen, het een menselijke waarde te geven'. Het is deze poging het leven terug te brengen tot de menselijke maat – elk idee dat leven menselijk is of dat het universum georganiseerd is om mensen troost te bieden – die zal Clarice afwijzen [..] Gezien de omstandigheden waarin de eerste jaren van het leven van Clarice zich voltrokken, kon ze amper tot een andere conclusie zijn gekomen dan dat het leven niet menselijk is en geen 'menselijke waarde' heeft. [..] Dat de aard van de wereld willekeurig en zinledig is, was de enige logische slotsom, maar vanwege de willekeurige dierlijke aard van de wereld was het noodzakelijk de conventionele moraal te verwerpen, wat betekende: menselijke betekenissen toekennen aan de niet-menselijke wereld. Iemand met haar geschiedenis zou zich nooit tevreden kunnen stellen met de gebrekkige fictie van een universum dat onderworpen is aan de menselijke heerschappij.
       In plaats daarvan was het leven neutraal en universeel, zonder menselijke waarde, onbereikbaar voor menselijke kennis – zoals de grote heilige naam van God, die voor de joden tegelijkertijd onkenbaar én het hoogste mystieke doel is – onbereikbaar voor menselijke taal, onmogelijk te benoemen of beschrijven. Het enige wat mensen kunnen doen is contact zoeken met dat universele leven. Dat is het belang van Joana's dierlijkheid, en dat zal het mystieke doel zijn van Clarice Lispectors schrijven.’

(Ik ben nog maar op pagina 86, maar heb nu al het idee dat ik de schrijver Clarice Lispector al heel veel beter begrijp. Het is belachelijk, maar ook ik ben verliefd op Lispector. Nu al, na één roman te hebben gelezen, enkele regels uit De ontdekking van de wereld, een aantal pagina's van haar biografie. Ze had/heeft dit effect op veel mensen, schijnt.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief