naar de rivier

Ik las laatst een boek over een rivier in Engeland, en het leerde me een volledig nieuw genre kennen. Ik weet alleen niet zo goed hoe dat genre heet. Het gaat om de boeken waarin wordt geschreven over de natuur; het beleven ervan en daarnaast het filosoferen over.

Het boek dat ik las heet Naar de rivier, is geschreven door Olivia Laing, en gaat over de Ouse (je schijnt het uit te spreken als oeoezoez, een beetje op z'n uils dus). Ik wist weinig over deze Ouse, behalve dan dat Virginia Woolf besloot te verdwijnen in de rivier.

In dit boek volgt Laing de loop van de rivier, zo mogelijk (veel stukken grond die aan de rivier liggen zijn privébezit). Naast het beschrijven van het gebied, vertelt ze verhalen over de omgeving. Er wordt geschreven over natuur, literatuur, en geschiedenis, over overstromingen, veldslagen en geologische ontdekkingen. Kenneth Grahame, Iris Murdoch, Odysseus. Ze duikt (soms letterlijk) in de rivier, diepte gezocht en gevonden, en breekt dan weer door het oppervlak wanneer ze terug wordt gesleurd door de realiteit.

Het plaatsen van een gebeurtenis, een verhaal uit het verleden, in een bestaand landschap brengt alles dichterbij. Kan dit? Laing wandelt, en ik wandel mee. Ik voel de koelte van het stromende water op een warme, plakkerige dag. Ik zie het zilveren water, de vissers aan de rand van de rivier, de zich ontwikkelende stapelwolken. De mooie verhalen van (soms) lang geleden komen dan binnen in een omgeving die ik lijk te kennen. Misschien herken ik de omgeving zelfs wel als ik er zelf ooit in het echt kom. Fictie kan dit natuurlijk heel goed, maar om een reden die ik (nog) niet kan aanwijzen gebeurt dit bij non-fictie sneller. En daarom neemt het mij ook sneller mee, naar waar dan ook.

Een reis onder het oppervlak (ondertitel)—als je het toelaat, jawel. Ik merkte dat ik zo nu en dan echt in mijn gedachten verzonken was, om daarna, net als Laing in haar werk, terug te keren naar de werkelijkheid en me weer met het tastbare bezig te houden: het boek. Ik bedacht dat eigenlijk alles lijkt op een rivier (behalve de zee, maar de zee is het begin en/of het einde): wind is niet nat, maar is verder in veel aspecten net als water; bomen—wortels, takken. Vertakkingen. Als één stroom die langzaam ook andere kanten op beweegt. En, vanzelfsprekend, het leven van een mens. Want iedereen leeft, maar niet iedereen gaat eenzelfde kant op. Alles betekent evenveel. Er is geen niets. Het oppervlak bedriegt.

Dit is wat er gebeurt zodra je jezelf onderdompelt in dat waar je zelf deel van uitmaakt: natuur. Hoewel er zó veel is, en niets werkelijk overeen lijkt te komen, is alles op afstand opeens onafscheidelijk. Alles is belangrijk, of niets is belangrijk. Is het zo simpel?

Ik vind het mooi als een boek zo dichtbij komt. Het is natuurlijk altijd persoonlijk. Ik heb een volledig nieuwe wereld ontdekt, want dit is weer iets waarin ik niet alleen ben. Er zijn veel mensen die veel observeren, voelen, verbanden leggen, en dan ook nog de tijd nemen om daar over te schrijven. Ik wil meer lezen, het boek is te kort, maar een nieuwe lijst is al lang.

(Oh, slenterliteratuur? Misschien? slen·te·ren 1· langzaam en zonder doel wandelen.)

3 opmerkingen:

  1. Anoniem15.8.12

    Mooi. En slenterliteratuur? Ook mooi. Waarom duikt Aristoteles plots in m'n hoofd op? Misschien denk ik aan 'contemplatie'... maar "het scheiden van iets uit zijn omgeving"? Hmm, ik weet het niet...

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. ik heb altijd een beetje moeite gehad met die zin. "het scheiden van iets uit zijn omgeving" het heeft te maken met dat 'iets', vager kan het eigenlijk niet.
      slenteren is een prachtig woord, niet? het laat zoveel zien, is niet vaag. het doet én denkt. mooi.

      Verwijderen
    2. Anoniem16.8.12

      ... en 'iets' kan je nooit volledig scheiden van z'n omgeving.
      Slenteren is een woord dat opent, of beter nog een gebeuren dat opent... het doet en denkt inderdaad.

      Verwijderen

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief