op dit moment zoek ik het koekje

losse notities regarding Annie Dillards Pelgrim langs Tinker Creek:

//


er is dat welbekende dilemma: maakt een vallende boom geluid in een verlaten bos? Annie Dillard houdt zich vooral bezig met een variatie daarvan: Stel dat ik omval in een bos, zou een boom dat dan horen? (p111)

dat is een vraag over bezieling.
(en misschien een half antwoord op die oude vraag; waarom gaan wij mensen er van uit dat er oren nodig zijn om te kunnen horen?)

ik las dit boek al eens maar het viel me toen niet op hoeveel duisternis en licht er in zit; aarde en hemel. een interessant evenwicht: verspilling en overdaad, volgens Dillard, is waar het leven uit bestaat. & verspilling plus overdaad = schoonheid.

*

ik ben vooral onder de indruk van de laatste twee hoofdstukken, denk ik: ik heb het boek dit keer zo traag gelezen dat de betovering van de eerste hoofdstukken al wat was weggeëbd toen ik ‘Noordwaarts’ & ‘De wateren der reiniging las’ – zowel die van de schrijver als die van mij. de eerste hoofdstukken, vol licht en wonder, maken plaats voor chaos en dood. net zo boeiend maar ingewikkelder boeiend. het licht en wonder keren later in het boek weer terug.

de laatste twee hoofdstukken zijn vragend, dolend. oneidigheid en overvloed, overdaad en verspilling, hebben geleid tot een groot respect voor de nietigheid van haar (/ons) wezenlijke bestaan, en de schoonheid van die nietigheid.

Ik leef tussen gemoedsrust en beroering. Soms droom ik. Ik vind Alice vooral interessant nadat ze het koekje dat haar klein maakt heeft gegeten. Ik zou bereid zijn mezelf te snoeien of te laten snoeien om ook door het kleinste kiertje te kunnen, een bres in de hemel waarvan ik weet dat die er is. Op dit moment zoek ik het koekje. (p311)

(klein willen zijn zodat er meer zichtbaar wordt/ zodat dat wat zichtbaar is groter wordt/ zodat de kieren zichtbaar worden? in een moment (willen) zitten. de bres: vingerafdruk van de maker; bewijs dat er een andere kant is.)


tijdens een moment waarop de nietigheid haar misschien bijna te veel wordt, ze het liefst wortel zou schieten om de verbinding die ze voelt materieel te maken; dwarrelt er voor haar ogen plotseling een esdoornvrucht naar beneden.

zo een kleine gebeurtenis wekt de indruk dat de natuur, de wereld, het universum, wat dan ook; dat het even aan jouw mouw trekt.

: enkele jaren geleden viel er tijdens een windstilte heel voorzichtig een donsveertje naar beneden, vlak bij het raam waar ik achter zat.
ik zag het.
waarom herinner ik het me nu nog? ik zag het.
getuige zijn van zoiets kleins voelt kwetsbaar, en als een voorrecht. terwijl, wat gebeurt er nu eigenlijk? een klein wezen verloor een wit wolkje dons en ik zag toevallig hoe het de laatste meters naar beneden aflegde.

wát betovert?
het idee getuige te zijn van een moment die door anderen niet is opgemerkt? of; dat de wereld heel even van mij was? misschien gaat het om verbinding.
misschien is het zien betekenis. schoonheid. misschien is schoonheid wat ons met de wereld verbindt. schoonheid is de verbinding. of: wat de geest met de wereld verbindt.

Dillard schrijft ook over die vallende boom in het verlaten bos:

De oplossing van dat dilemma is, denk ik, dat er daden van schoonheid en gratie bestaan ongeacht of we die bewust oproepen of ervaren. Het minste wat we kunnen doen is erbij proberen te zijn. (p17)

(het moment is waar het om gaat.)

esdoornvrucht.


//

ik las dit boek al eens (lees hier mijn vorige bespreking), in het Engels; merkte toen al op dat ik het eens zal moeten lezen, & ik denk daar nog altijd zo over; dat ik het ongetwijfeld nog eens moet lezen. er zit heel, heel veel in dit boek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief