hoe lees ik?

de lessen letterkunde op school vond ik afschuwelijk. ik begreep nooit waarom juist en alleen dat ene antwoord goed was. mijn gedachten dwaalden altijd andere kanten op dan de kant die het antwoord vertegenwoordigde. ik heb wel eens een cursus literatuurwetenschap gevolgd en ook dat vond ik ongelooflijk saai. het voelde alsof er op een technische manier werd gesproken over iets dat ik lief heb. ik vind het nog steeds stomvervelend om na te denken over perspectief en.. de rest. ik ben geen technisch denker. ik haakte af omdat het niet gaat over de poëzie van de literatuur, over het beleven van het kunstwerk.

(waar geef ik dan wel om?
schrijvers die het niet weten, die het ook niet weten.
ik heb altijd gezocht naar antwoorden in boeken/literatuur. niet omdat ik antwoorden verwacht (niet meer) maar omdat ik meer wil weten over wat ik wil weten.
hoe werkt mijn nieuwsgierigheid? en waar beweegt het naartoe?

het zijn vragen waar ik eigenlijk geen antwoord op wil maar ik verbeeld me dat de vragen me zullen helpen.)

ik las Lidewijde Paris' boeken over haar leeswijze omdat ik meer wilde weten over hoe ik lees. kort antwoord: niet zoals zij leest. de manier waarop zij analyseert interesseert mij weinig. haar boeken zijn ook eigenlijk niet voor mij bedoeld dus neem mijn op- en aanmerkingen vooral niet te serieus. Paris schrijft:

Dit boek en mijn vorige [Hoe lees ik?] zijn er voor wie dit mysterie [van de fictie] niet zelf kennen maar van anderen weten dat het bestaat, of die het mysterie wel kennen maar niet weten wat ze ermee moeten, of die gewoon nieuwsgierig zijn naar hoe een ander hoofd — om te beginnen het mijne — het mysterie probeert te vangen. Wat volgens Eudora Welty onmogelijk is. Het zij zo. Ik wil mensen graag laten delen in het geluk dat ik tijdens het lezen beleef, in de rijkdom van taal en de ongelooflijke genialiteit van schrijvers. Dit is mijn manier, maar iedereen kiest zijn pad.

dit fragment komt uit een van de laatste hoofdstukken uit Paris' tweede boek, Hoe lees ik korte verhalen? en eerlijk gezegd vond ik het daar pas interessant worden. Paris schrijft (kort; te kort) over het mysterie van fictie, en haalt Flannery O'Connor aan. O'Connor (beroemd schrijver van eigenaardige verhalen) was van mening dat een verhaal alleen als verhaal kan bestaan. anders gezegd: dat wat er met het verhaal gezegd wordt niet op een andere manier gezegd kan worden. ik lees wat er niet letterlijk staat maar wat opgeroepen wordt door wat er wel staat. door een verhaal te analyseren haal je het werk uit elkaar (aldus O'Connor) en verdwijnt het mysterie met iedere steek die losgehaald wordt. ook Eudora Welty was van mening dat dat mysterie niet te vangen is: je [kunt] het mysterie niet op een goedkope manier eenvoudigweg [..] benoemen, je moet het laten zien in hoe dingen in het leven gebeuren. Het mysterie van natuur, omgeving, en mensen en alles wat zich daartussen afspeelt, wordt dan als het ware gevangen.

ik denk dat ze gelijk hebben. wat weten mensen überhaupt van het leven? door te analyseren zoals Paris analyseert lijkt het alsof schrijvers met moraal spelen: alsof ze iets te zeggen hebben over hoe te leven. i can't help but think dat dat juist het tegenovergestelde is van wat kunst wil en/of probeert.

Paris gelooft, vermoed ik, niet dat een verhaal door analyseren kapot kan; Het zij zo, schrijft ze. Dit is mijn pad, schrijft ze. ja. ik ben een veel naïevere lezer, of misschien moet ik het intuïtief noemen. ik wil wel weten waarom ik iets mooi vind maar die informatie haal ik nooit uit perspectief of motief of thema. bovendien vind ik een beetje niet-weten heel aantrekkelijk (hoewel ik het tegelijkertijd ook heel irritant vind). ik rommel wat aan, denk ik. een oordeel is altijd persoonlijk, in veel gevallen maakt het niet uit of iets technisch goed is. bovendien kan een boek dat heel ‘goed’ is alsnog saai zijn. om allerlei redenen. dat geeft Paris overigens zelf ook toe in het begin van Hoe lees ik? maar ze komt er niet op terug, en dat vind ik jammer wat ik lees graag mensen die aanrommelen.

(is het veelzeggend dat Paris symboliek vermoeiend vindt?)

*

omdat ik een andere opvatting heb dan Paris ergerde ik me regelmatig aan wat ze schreef. een voorbeeld. ‘Brandhout’ van Ninni Holmqvist gaat over een vrouw, Berit, die na de dood van haar vader alleen overblijft in een boerderij op het Zweedse platteland. het is een droevig verhaal maar als ik aan die boerderij denk kan ik me niet voorstellen dat het niet een plek is waar die vrouw, nu ze alleen is, eindelijk kan ademhalen. Paris vraagt de lezer van haar boek: zal deze vrouw haar leven veranderen? dat betekent niet dat Paris vindt dat Berit haar leven moet veranderen, niet per sé, maar als Paris antwoord geeft op haar eigen vraag (zo zit haar boek over korte verhalen in elkaar: eerst stelt ze vragen waar de lezer aan kan denken bij het lezen van een verhaal, om vervolgens zelf antwoord te geven: een idee van de wijze waarop zij leest/denkt) is voor haar toch het belangrijkste dat Berit dat huis verlaat. enkele signalen, volgens Paris: een ‘moment van ontsnapping’ dat voorbijgaat: het wolkendek sluit zit, de zon verdwijnt weer; Berit stapt de drempel van het huis weer over, ze betreedt het huis. ok, i get it (er zijn er meer manieren om die fragmenten te interpreteren, maar soit). maar dan beweert Paris dat ze niets weet over Berits innerlijke leven, terwijl Berits omstandigheden toch voldoende zeggen over de keuzes die ze heeft gemaakt (of uitgesteld), en die keuzes over hoe ze zich waarschijnlijk heeft gevoeld. Holmqvist schetst wel degelijk een beeld van Berits leven: Holmqvists hoofdpersoon wordt al sinds haar jeugd gekleineerd omdat ze geen symmetrisch gezicht heeft, en later ook omdat ze niet leefde zoals anderen leven; zoals haar broer die liever in de stad woont, kinderen heeft (een tweeling: perfect symmetry), etcetera; het leven zoals veel mensen het leven. evenals Berits broer denkt Paris dat Berit niet gelukkig kan/zal zijn als ze (alleen) op die boerderij blijft wonen. maar Berit denkt aan gras en bloemperken.
een a-symmetrisch leven.

maar misschien komt het toch nog goed, stelt Paris aan het einde van haar bespreking: het verhaal heeft immers een open einde.

tsja.
al die antwoorden. misschien hindert mijn naïviteit me hier maar ik vind Paris' ideeën weinig interessant: ze zijn me te klein.

*

(mocht iemand interesse hebben in mijn exemplaren van deze boeken van Lidewijde Paris, laat dat dan even weten. in ruil voor verzendkosten stuur ik ze je toe. reageer hier beneden of stuur me een mailtje.)

2 opmerkingen:

  1. Ja, ben het met veel eens wat je schrijft. Wij lazen "hoe lees ik" met ons leesclubje, ik heb er een beetje een zakelijke bespreking van gemaakt. http://heldenreis.nl/2018/04/lidewijde-paris-hoe-lees-ik
    Paris is ook af en toe bij Nieuwsweekend om boeken te bespreken, en ze is wel leuk enthousiast maar weet nooit de vinger op de belangrijkste dingen te leggen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. allereerst mijn excuses voor de late reactie, ik ontving van blogger geen melding dat je een opmerking hebt achtergelaten en dus stond deze reactie te lang bij 'Wacht om gemodereerd te worden'... sorry!

      ik kwam jouw bespreking al tegen, het hielp met het nadenken over deze boeken.. ik heb paris nog nooit gehoord op de radio maar dat ga ik zeker doen (ik was een beetje moe van onno blom die alleen maar mannen kon aanraden, en die andere man die astrid roemer geen schrijfprijs gunde omdat niemand haar nog leest ofzo) en ben op een gegeven moment gestopt met luisteren maar ik ben nu wel benieuwd..

      Verwijderen

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief