au sérieux/ etty hillesum

‘Woensdagmiddag [13 augustus 1941]. — Een koelbloedige, ijskoude objectiviteit bereik ik natuurlijk niet, met mijn aanleg. Daarvoor zit er te veel gemoed. Maar ik ga ook niet meer zo kapot als vroeger, door al dat gemoed. Daan [Sajet] is uit een vliegmachine gevallen en er gaan zoveel van die levendige veelbelovende jongens ieder ogenblik van de dag en de nacht dood. Ikw eet niet wat ik daarmee beginnen moet. Door het vele leed om je heen begin je je er voor te generen, dat je jezelf met al je stemmingen au sérieux neemt. Maar je móét jezelf sérieux blijven nemen, je moet zelf het centrum blijven en met alles wat er in deze wereld gebeurt moet je ook klaar zien te komen, je mag nergens je ogen voor sluiten, je moet je auseinandersetzen met deze verschrikkelijke tijd en een antwoord zien te vinden op het aantal vragen op leven en dood die deze tijd je stelt. En misschien vind je op enkele van deze vragen een antwoord, niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen. Ik leef nu eenmaal. Ik moet alles onder ogen zien. Ik moet ook niet weglopen voor mezelf. Ik voel me soms net een paal aan een woedende zee, van alle kanten gebeukt door de golven. Maar ik blijf staan en raak dan verweerd door de jaren. Ik wil vol blijven leven.

Ik wil de kroniekschrijfster worden van veel dingen uit deze tijd (beneden moord en brand, vader brult: ga dan, en smijt met deuren; ook dat moet verwerkt worden en nou huil ik – brul opeens, zó objectief ben ik dus nog niet; eigenlijk kan je heir in huis niet leven, enfin, vooruit maar weer); o ja, kroniekschrijfster, daar was ik gebleven. Ik neem bij mijzelf waar dat naast al dat subjectieve lijden dat ik doe altijd weer een a.h.w. objectieve nieuwsgierigheid komt, een hartstochtelijke belangstelling voor alles wat deze wereld en z'n mensen en m'n eigen zielenroerselen betreft. Ik geloof soms dat ik een taak heb. Alles, wat er om me heen gebeurt moet in mijn hoofd tot klaarheid gedacht worden en later door mij beschreven worden. Arm hoofd en hart, wat zullen jullie nog veel te verwerken krijgen. Rijk hoofd en rijk hart, jullie hebben toch ook wel een mooi leven.

(..) Je wordt soms zo afgeleid door de schokkende gebeurtenissen om je heen, dat je je later maar moeizaam de weg tot jezelf terug kunt banen. En toch moet dat. Je mag niet ten onder gaan in de dingen om je heen, uit een soort schuldgevoel. De dingen moeten in jóú tot klaarheid komen, je mag niet zelf in de dingen ondergaan.

En een gedicht van Rilke is even reëel en belangrijk als een jongen, die uit een vliegmachine valt, dat wil ik je nog even op het hart drukken. Dat alles is er nu eenmaal in deze wereld en je mag het ene niet wegcijferen voor het andere. (..)

De vele tegenstrijdigheden moeten geaccepteerd worden, je zou alles wel willen samensmelten tot een eenheid en op de een of andere manier willen vereenvoudigen in je geest, omdat het leven dan eenvoudiger zou worden voor jezelf, maar het leven bestaat nu eenmaal uit tegenstrijdigheden en die moeten alle geaccepteerd worden als behorende bij het leven en men mag op het ene niet een zwaarder accent leggen ten koste van het andere. Laat maar draaien, de hele zaak en misschien wordt het dan toch nog een geheel.’

Het verstoorde leven. Dagboek van Etty Hillesum, 1941-1943.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief