constellaties

Ik kan het natuurlijk niet met zekerheid zeggen, maar ik denk dat er iets ontstaat in Constellaties. Buiten de woorden om en toch met behulp van diezelfde woorden, lijkt er iets te groeien. Het grappige is dat ik zelf geen woorden hoef te zoeken om aan te tonen waarom ik dat denk, er staan meerdere passages in dit boek die uit leggen hoe het mogelijk in elkaar zit:

‘Uit een lade haalt ze een kartonnen doos, een naald, en draden. Ze gaat aan de tafel zitten, onder de lamp, maakt het uiteinde van een rode draad nat en steekt hem door het oog. Dan maakt ze een knop, waarna ze de naald door het karton prikt. Aan de overkant doet ze hetzelfde, de naald door het karton, maar nu van binnen naar buiten. Vervolgens omgekeerd, weer naar binnen, in een andere richting naar een andere wand. Het draad spant geometrische vormen in de doos. Er zitten nog draden van de vorige keer, dezelfde en andere kleuren. Ze moet soms secuur met beide handen werken om de rode draad niet verkeerd verstrikt te laten raken met wat er al is.
       Zo is ze een tijdje bezig. Op een gegeven moment wisselt ze van kleur.
       Soms gaat ze met een draad niet naar de overkant, maar spant ze hem rond een andere en terug. Er ontstaan lussen, alles wat hangt wordt onafhankelijk van elkaar. Ze heeft geen idee wat er gebeurt als ze een van de draden doorknipt.’ (p. 40-41)

Of:

‘Ik moet een compositie maken met elementen die ik nog niet heb, haal me sterrenbeelden voor de geest om te kijken of ze zouden passen in de silhouetten van een mens en een tak.’ (p. 51)

Of:

‘– Misschien zijn wij een soort landschappen, zeg ik. (..)
– Een soort vergezichten voor elkaar, zegt hij.
       Een wildgroei van stemmen die in me echoën. Van Anders, zijn stem, en de stem van mijn vader, en van een vreemde – en al die stemmen zijn zelf niets anders dan klankkasten voor anderen. Wij zijn constellaties, hier, waarvan de sterren telkens zelf weer stelsels blijken.’ (p. 137)

*
Constellaties is een verhalenbundel. Het is 172 pagina’s dik en bevat 34 teksten met titels die blijvend worden herhaald. ‘Ent’ komt bijvoorbeeld 13 maal voor, ‘Wildgroei’ 8, en ‘Constellatie’ 5 maal. ‘Constellatie’ is iedere keer een poging een constellatie of nebula af te beelden met behulp van punten, komma’s en haakjes; teksten die de titel ‘Ent’ hebben gekregen zijn allen passages uit het werk van andere schrijvers (soms proza, soms poëzie). In de ruimte die overblijft worden draden van verhalen gespannen, verhalen die elkaar lijken aan te raken: personages dragen dezelfde naam maar zijn niet dezelfde persoon. Daar komt bij dat de stukjes ‘Ent’ een verbindende rol spelen. Het lijkt vrij vanzelfsprekend dat er met behulp van die enten een constellatie wordt getekend, waarvan de (door ons (de mens/de lezer) getrokken) lijnen zo nu en dan dicht bij elkaar in de buurt komen.

Dit boek gaat (volgens mij) over dingen die bewegen zonder reden, over gelijkenissen die eigenlijk niet (kunnen) bestaan (zoals een woord niet gelijk kan staan aan wat je ervaart en dat toch doet), over groei en verandering en verwijdering, over sterrenstelsels en composities. Ik blijf er maar aan denken, en dat is misschien wel het grootste compliment dat ik een boek kan geven.

*

Een ‘ent’ is natuurlijk ook iets van zichzelf. Volgens de Van Dale:

ent (de; v(m); meervoud: enten)
1 loot die, op een boom bevestigd, daarop vastgroeit

en·ten (entte, heeft geënt)
1 een ent bevestigen in een stam of tak
2 een voedingsbodem voor een zaak zoeken in iets anders

*

Interessant is dat er in dit boek tevens vragen worden gesteld over taal, of een woord wel een universele betekenis kán hebben of dat er misschien sprake is van een eigen ruimte (constellatie?) per persoon (interpretatie):

‘(..) ze vraagt zich af wat het betekent om dezelfde taal te spreken, of dat kan.’ (p. 39)

‘Ik zocht een woord, ooit, voor wat hij was. Voor wat we waren. Iets wat ik uit zou kunnen spreken. Hij vertelde me een keer dat een bepaalde taal – welke, dat ben ik vergeten – een woord heeft voor hoe licht door bladeren valt. Dat het waait, en de takken trillen, en de zon een patroon wordt op de grond. Ik begon me af te vragen of de woorden die ik had genoeg waren, of ik ooit zou kunnen zeggen wat ik wilde. Hoe weet je zeker dat wat je bent zich bevindt in de taal die je spreekt? Ik zocht een woord.’ (p. 135)

Kortom: misschien bevindt ten Napel zich wel ergens anders. Ik zie nu dat het boek begint met de volgende ‘Ent’:

‘Op deze plaats was ik niet eerder: het ademen gaat anders, verblindender dan de zon straalt naast hem een ster.

Franz Kafka,
Zürau Aforismen’ (p. 5)

4 opmerkingen:

  1. Moest tijdens het lezen van je blogbericht denken aan De Gewichtlozen van Luiselli, weet niet meteen waarom ... moet er nog eens op kauwen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Laat je het me weten zodra je uitgekauwd bent?

      Verwijderen
    2. Moeilijk moeilijk, ik heb Luiselli niet meer in mijn boekenkast staan. Denk dat het iets te maken heeft met laag op laag op laag, het verweven (en ont-weven?) van verhalen. Hoe a niets met b heeft te maken, aanvankelijk, maar hoe a en b elkaar toch vinden (of op z'n minst: raken) door middel van woorden, taal, verhalen.

      Verwijderen
    3. Ik begrijp je. Ik had de link zelf nog niet gelegd, maar ik vind het een mooie link.

      Verwijderen

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief