‘Als dit Italië was of Griekenland of zelfs de kusten van Spanje, zou ongetwijfeld alle treurigheid worden verdreven door het vreemde en de opwinding en het duwtje van een klassieke opvoeding. Maar op de rotsen van Cornwall staan grimmige schoorstenen; en op de een of andere manier is lieflijkheid hels treurig. Ja, de schoorstenen en de posten van de kustwacht en de kleine baaien met de golven die breken zonder door iemand te worden gezien doen je denken aan overweldigend verdriet. En wat voor verdriet kan dit zijn?’ (p. 51)
‘Het lijkt er dus op dat zowel mannen als vrouwen er even ver naast zijn. Het lijkt erop dat een gefundeerde, onpartijdige en volstrekt juiste mening over onze medemensen totaal ondenkbaar is. We zijn of mannen of vrouwen. We zijn of koel of sentimenteel. We zijn of jong of al wat ouder. Hoe dan ook, het leven is slechts een optocht van schimmen en God mag weten hoe het komt dat we ze zo hartstochtelijk omhelzen en ze met zo veel smart zien vertrekken, terwijl het toch maar schimmen zijn. En waarom, als dit en nog veel meer zo is, waarom worden we dan toch in de hoek van het raam overvallen door het plotselinge denkbeeld dat niets ter wereld zo echt, zo massief, zo’n open boek voor ons is als die jonge man in de stoel – ja, waarom? Want een ogenblik later weten we niets van hem. Zo is de manier waarop we zien. Zo zijn de omstandigheden waaronder we liefhebben.’ (p. 75-76)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten