let the great world spin

In 1974 besloot een man van de een naar de andere Twin Tower te lopen. Over een draad. De Twin Towers die nog niet zo lang geleden zijn verwoest. Maar, in 1974 én op het moment dat die man zijn wandeling in de lucht maakt zijn de torens nog niet af. En leeg. En veel mensen weten niet goed wat te vinden van deze belachelijk grote gebouwen, de gebouwen die vele vogels vermoorden. Er komt een vrouw in het verhaal voor die met spijt enkele dode vogels van de straat raapt.

Maar, op deze vroege morgen staan vele mensen betoverd naar boven te staren. Ze zien een man die een spel speelt met de wind, zijn lichaam, zijn natuur.

Dit boek vertelt het verhaal van een aantal mensen die op de een of andere manier dat spel meemaken. Allemaal zijn ze met elkaar verbonden, op een vrij simpele manier, maar het verhaal is prachtig, juist vanwege die luchtige wijze. Ik ben verliefd geworden op een aantal van deze personages en toen ik het boek vanmiddag uitlas legde ik het met spijt opzij. Soms ben ik bang nooit meer zo'n fijn boek tegen te komen als degene die ik net dicht heb geslagen. En nu ben ik daar weer bang voor.

QUOTES

– There are rocks deep enough in this earth that no matter what the rupture, they will never see the surface. There is, I think, a fear of love. There is a fear of love.

– So much of her time spent like this: dreaming up things to say and never quite saying them.

– We stumble on, now, we drain the light from the dark, to make it last. (...) We stumble on, thinks Jaslyn, bring a little noise into the silence, find in others the ongoing of ourselves. It is almost enough.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief