a year in reading, 2016

Ik lees poëzie! Het is een ongrijpbare kunstvorm, of het houdt zich als kunstvorm juist bezig met het ongrijpbare, dat begrijp ik nu, misschien kan ik het daarom nu wel lezen (begrijpen, daarentegen, is iets anders maar dat is dan ook niet van groot belang (denk ik)). Dat ‘kunnen lezen’ heeft ook met iets anders te maken maar daarover verderop meer.

Poëzie heeft een reputatie en dat heeft te maken met regels; regels met betrekking tot vorm, en betekenis. Er is dat idee dat betekenis (van (een combinatie van) woorden) iets vaststaands is. Het is een redelijk hardnekkig idee dat graag in stand word gehouden. Adrienne Rich schreef echter: Poetry is, among other things, a criticism of language. Ervan uitgaande dat criticism of language een altijddurend project is, kan betekenis dus niet vast staan. Zeker niet in de geest van Rich, zij was er bijvoorbeeld van overtuigd dat alles dat onder invloed van het patriarchaat is ontstaan, dient te worden betwijfeld. Dat vergt ongetwijfeld vele generaties. Ik las zojuist Richs boek On lies, secrets, and silence: selected prose 1966-1978 uit en ik ben onder de indruk, ze schrijft over feminisme en racisme/ discriminatie en poëzie en ik wil meer van haar lezen (zowel haar poëzie als meer non-fictie/ haar essay over Emily Dickinson is van grote schoonheid); haar werk maakt de wereld groter.

Door On lies, secrets, and silence weet ik dat poëzie inderdaad om gevoel gaat, maar niet om sentiment: het gaat om het proberen te doorgronden van ervaringen, van wat er achter het masker gebeurt, achter de schermen die we zo zorgvuldig plaatsen tussen binnen- en buitenwereld; om zintuigen; om het maken van iets met behulp van taal, iets dat ook je lichaam iets moet laten voelen; bij het maken van poëzie gaat het om de urgentie nieuwe woorden te vinden, nieuwe beelden te maken, in de hoop door te kunnen dringen tot.. iets (ik weet het niet).

(Maskers, schermen, clichés: het begint een obsessie te worden. Ik las Anne Carsons ‘Variations on the right to remain silent’ en bewonder nog altijd het idee van stilte/ chaos als tegenbeweging; als antwoord op clichés, herhaling, verwachtingen.)

Maar 2016 was niet alleen het jaar van poëzie, het was ook een pijnlijk jaar. Het voelde nog niet zo lang geleden alsof ik stuk ging, iets dat ik waarschijnlijk zelf op gang heb geholpen maar de buitenwereld had natuurlijk ook invloed. Als een dijk – de zeedijk/ de waker – breekt, krijgt het water eerst nog te maken met de slaper en vervolgens de dromer: zo is ons landschap gemaakt, zo wordt het beschermd. Maar dijken zijn maaksels en alles dat is gemaakt kan stuk, kan een andere vorm toebedeeld krijgen. Opnieuw vorm geven aan iets dat een vaste, blijvende vorm leek te hebben is ongemakkelijk, omdat betekenis voor mij is verdwenen of veranderd. De wereld staat weinig speling toe, er moet begrepen worden, het liefst in eerste instantie al. Ik doe daar niet langer aan mee, heb ik besloten: het maakt alles zo zwaar dat ik niet anders kan dan instorten.

[ Dijkdoorbraak. De wereld raakt je, je doet je best jezelf te beschermen, maar ook wil je observaties, sensaties, ideeën delen: anderen laten zien wat jij ziet gebeuren, hoe het voelt en waarom het verrijkt maar tegelijkertijd uitput, want er beweegt veel en alles zou geobserveerd moeten worden: in de herfst laten bomen blaadjes los en wegkijken lukte niet, dat zou zo’n zonde zijn. Nu zijn de bomen kaal en prachtig, ze wiegen zichzelf alsof ook zij troost zoeken. Je mist de bewegingen, kleuren, geluiden, geuren, maar er is zo veel hemel. In de winter neemt de lucht de wereld over, de aarde rust. ]

*

Sylvia Plath maakt trouwens ook groot deel uit van afgelopen jaar. Ik las van en over haar en wil dat blijven doen. Komend jaar wil ik sowieso weer meer poëzie lezen. Een ander plan is om met regelmaat over natuur schrijven, over het ervaren van natuur. Ik heb dit voornemen al eerder uitgesproken maar ik heb er weinig tot niets mee gedaan en dat haat ik. Ook wil ik meer vrouwelijke natuurschrijvers vinden, überhaupt meer natuurboeken lezen. En poëzie waar natuur een plaats heeft, zoals bij Louise Glück en Jan Zwicky. (Carol Ann Duffy heeft een poëziebundel gemaakt dat The Bees heet. Sounds perfect.)

*

Ik las weer heel veel moois dit jaar; het allerliefst las ik Anne Carson, Louise GlückChris KrausAli SmithOlivia Laing en Maggie Nelson (over Smith/ Laing/ Nelson heb ik nog niet geschreven maar wellicht komt dat nog).

Mijn favorieten van dit jaar:

Glass, Irony & God, Anne Carson
Autobiography of Red, Anne Carson
Ariel, Sylvia Plath
De eenzame stad, Olivia Laing
De koning buigt, de koning moordt, Herta Müller
Aliens & Anorexia, Chris Kraus (I Love Dick las ik vorig jaar voor het eerst en was een van mijn favorieten van 2015 dus ik heb deze titel voor dit jaar gediskwalificeerd.)
Autumn, Ali Smith
533, Cees Nooteboom
De Argonauten, Maggie Nelson

+ poëzie van Louise Glück & ‘The Geology of Norway’ van Jan Zwicky.

*

Dank voor het volgen/ lezen, volgers. Ik hoop dat U blijft bestaan. ~

parados/ louise glück

Long ago, I was wounded.
I learned
to exist, in reaction,
out of touch
with the world: I'll tell you
what I meant to be –
a device that listened.
Not inert: still.
A piece of wood. A stone.

Why should I tire myself, debating, arguing?
Those people breathing in the other beds
could hardly follow, being
uncontrollable
like any dream –
Through the blinds, I watched
the moon in the night sky, shrinking and swelling –

I was born to a vocation:
to bear witness
to the great mysteries.
Now that I've seen both
birth and death, I know
to the dark nature these
are proofs, not
mysteries –

__
Louise Glück, ‘Parados’, Ararat.

the geology of norway/ jan zwicky

[..]

Evil is not darkness,
it is noise. It crowds out possibility,
which is to say
it crowds out silence.
History is full of it, it says
that no one listens.
The sound of wind in leaves,
that was what puzzled me, it took me years
to understand that it was music.
Into silence, a gesture.
A sentence: that it speaks.
This is the mystery: meaning.
Not that these folds of rock exist
but that their beauty, here,
now, nails us to the sky.

The afternoon blue light in the fjord.
Did I tell you
I can understand the villagers?
Being, I have come to think,
is music; or perhaps
it's silence. I cannot say.
Love, I'm pretty sure,
is light.
            You know, it isn't
what I came for, this bewilderment
by beauty. I came
to find a word, the perfect
syllable, to make it reach up,
grab meaning by the throat
and squeeze it till it spoke to me.
How else to anchor
memory? I wanted language
to hold me still, to be a rock,
I wanted to become a rock myself. I thought
if I could find, and say,
the perfect word, I'd nail
mind to world, and find
release.
The hand moving is the hand thinking:
what I didn't know: even the continents
have no place but earth.

[..]

__
Jan Zwicky, ‘The Geology of Norway’, Songs for Relinquishing the Earth.

the violence of reality/ clichés

When talking about the violence of paint it's nothing to do with the violence of war. It's to do with an attempt to remakte the violence of reality itself . . . and the violence also of the suggestions within the image itself which can only be conveyed through paint. When I look at you across the table I don't only see you, I see a whole emanation which also has to do with personality and everything else . . . the living quality . . . all the pulsations of a person . . . the energy within the appearance. . . . And to put that over in a painting means that it would appear violent in print. We nearly always live through screens—a screened existence. And I sometimes think when people say my work is violent that from time to time I have been able to clear away one or two of the screens. [Francis Bacon in gesprek met David Sylvester]

Bacon says we live through screens. What are these screens? They are part of our normal way of looking at the world, or rather our normal way of seeing the world without looking at it, for Bacon's claim is that a real seer who looked at the world would notice it to be fairly violent—not violent as narrative surface but somehow violently composed underneath the surface, having violence as its essense. No one has ever seen a black hole yet scientists feel confident they can locate its essense in the gravitational collapse of a star—this massive violence, this something which is also, spectacularly, nothing.

__
Uit ‘Variations on the Right to Remain Silent’, Float; Anne Carson.

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief