a year in reading, 2013

Zoals ieder ander jaar ben ik ook nu weer overtuigd van het belang van het bijna afgelopen leesjaar. Dit jaar las ik voor het eerst meer nonfictie dan fictie, besteedde ik veel tijd aan Virginia Woolf en W.G. Sebald, probeerde ik mijn blog wat meer van mijzelf te maken, en werd ik geconfronteerd met verschillende fascinaties die ik nog niet echt kan plaatsen of begrijpen. De afstand naar de maan is geslonken, de ruimte geplaatst (bluft ze), een ster gestorven maar dat geeft niet want licht overleeft.

Sebald en Woolf dus, maar ook erg genoten heb ik van boeken over stilte (Stilte als antwoord van Sara Maitland en Zes maanden in de Siberische wouden van Sylvain Tesson), essays over o.a. schrijven en lezen en beeldende kunst (Uit het raam van Julian Barnes, Wat voorbij is begint pas van Erwin Mortier, André Acimans Alibi’s, Kennis is geluk van Joost Zwagerman, en beide bundels van Peter Delpeut), dat prachtige boek van Olivia Laing over alcoholistische schrijvers, Julian Barnes’ buitengewone luchtballonnenboek, Philippe Claudels Geurende gesprekken met W.G. Sebald, Anne Carsons mysterieuze Plainwater ... ik kan wel blijven noemen, bekijk hier de volledige lijst.

Horace-Bénédict de Saussure’s cyanometer

Eén boek wil ik wel nog noemen, Bluets van Maggie Nelson. Bluets doet zijn best overal tussendoor te fietsen, nergens thuis te horen. Natuurlijk gaat het ergens over, maar er is niets dat echt de boventoon voert. De fragmenten, soms bestaande uit één of enkele zinnen, soms een pagina lang, gaan over blauw in de natuur, over de cyanometer van Horace-Bénédict de Saussure (een instrument om blauw te ‘meten’), maar ook over de rol van de kleur in film, muziek, literatuur, beeldende kunst, en maatschappij. Daar komt nog bij dat Bluets ook een heel persoonlijk boek is. En dat alles in 95 pagina’s..

Ik lees momenteel Brieven aan Poseidon van Cees Nooteboom, een boek dat ik in mijn hoofd telkens in verband breng met Bluets, maar daar later (hopelijk) meer over.

she comes from water

Muziek maken met behulp van een teslatransformator, een slingerharp, en een zogenaamde sharpsichord; Björk. Haar project, experiment, onderzoek, Biophilia is boeiend. Het doel: onze relatie met muziek veranderen; dichterbij brengen, natuurlijker maken. Of, to change the way we see, hear, think about, and make music. Met de documentaire When Björk met Attenborough komen we in de buurt van haar beweegredenen, haar fascinatie: the love for nature in all her manifestations

Björk, Biophilia

Ergens halverwege de documentaire zegt Björk: ‘It seems to me I am now letting nature be the superhero, basically.’ Ik heb deze uitspraak direct opgeslagen, was direct zeer nieuwsgierig naar Björks relatie met natuur, of ze daar meer over heeft gezegd, hoe ze daar over denkt. Een mix van love en awe? Ik herkende iets, maar hoe en waarom en wat was me niet duidelijk; zij groeide op op een eiland zonder bomen, met ijsbergen en zwarte stranden, ik op het vaste land in een kaal polderlandschap.  

Vanmorgen bekeek ik een andere documentaire over Björk, Inside Björk, en ik begrijp het nog niet goed. Misschien heeft het wel te maken met mijn affinity with arctic places. Nouja. Hieronder een verzameling uitspraken van Björk uit Inside Björk, allen gerelateerd aan haar relatie met, wel, ijsbergen en uitbarstingen:

‘I think the biggest influence Iceland has had on my music is organic. This thing with 22 hour daylight in the summer and darkness in the winter is absolutely normal. And icebergs and eruptions and no trees at all is the way it should be.’

‘Iceland probably effected a lot how I sing, because I did spent a lot of time as a kid in nature. The way I sang would just form itself. (...) Just walking outside to school, or maybe in blizzards, it just kind of happened. You would walk and there'd be no wind and you could be all quiet and whispering and you would sneak down next to the moss and maybe sing a verse and then you would stand up and run to a hill and sing a chorus. You would have to do that quite loudly because the weather was strong.’

‘The problem that had yet to be solved when punk happened in Iceland was to define what it was to be Icelandic: it was a question of not forgetting about nature, how important that is; not forgetting about the mythology that we have, that is very strong in our culture.’

‘Perhaps I had a religion, and it was nature.’

‘I think I have a lot of affinity with arctic places. I think the arctic brand of passion is different. It is not more of less passionate, it just lies different. It is a lot deeper, so it is more sort of a submarine-passion. It won't burst out easily to the open.’

het hart van de mens

Uiteindelijk dan toch de lente; Het hart van de mens. Dit boek van Jón Kalman Stefánsson, het laatste deel van een trilogie, is meer van hetzelfde en toch heel anders dan Hemel en hel en Het verdriet van de engelen; het is niet langer zo donker, zo koud, maar de jongen kent nu een zekere ernst, en zijn persoonlijkheid lijkt daardoor, en gelijk aan zijn omgeving, tot leven te komen.

De jongen komt thuis; het huis van de ruim bedeelde weduwe Geirthrud. Zijn liefde voor taal blijft groeien; hij krijgt de taak Dickens te vertalen en zijn werk ’s avonds voor te lezen. Hij wordt geschoold door een depressieve intellectueel. De wereld lijkt vriendelijker, voor even, en hoewel er onrust wordt gevoeld, kabbelt ook het leven in Geirthruds huis kalm voort. De wereld, het klimaat, lijkt zich aan de dromen van de jongen hebben aangepast. Maar we kennen inmiddels het IJsland van Stefánsson, voelen de storm voordat de zee het gevaar aankondigt. Levens raken verloren tussen de golven, zakken af naar de bomen van een nog altijd koude oceaan. Ook in dit boek zorgt de dood voor grote veranderingen.

Ik kan niet veel meer zeggen dan dat Het hart van de mens een prachtig slot kent. De jongen die gelooft in de kracht van woorden ziet in dat taal het leven zowel kan oproepen als bezweren; hij beseft dat zijn leven zijn keuze is. Het dromertje. Hij kust en stopt, en iemand vertelt. Het maakt niet uit wie. ‘Het leven, dat zijn de glinsterende sterren, maar wat is dan de duisternis ertussen?’ (p. 381)

*

‘Hij leunde tegen het hek voor het huis met in de tuin twee kleine lijsterbesbomen en wierp haar een blik toe, niet meer, sloeg toen zijn ogen neer alsof dat van hem werd verwacht. Maar toen herinnerde hij zich dichtregels, of liever gezegd: ze spoten allemaal in zijn bloed, als energie, regels uit een gedicht die hij in een tijdschrift had gelezen dat hij van Gisli had gekregen, een vreemd gedicht van een Amerikaanse dichter. Ik ben de dichter van het lichaam, ik ben de dichter van de ziel. De jongen was gefascineerd, Gisli niet, te veel lawaai, zei hij, de focus ontbreekt, het zit te los in elkaar, het valt in brokken uiteen die je niet verder helpen, verspil je tijd niet met die gedichten. Maar dat was precies wat de jongen deed, hij verspilde zijn tijd met ze over te schrijven, uit Bladeren van gras van de Amerikaanse dichter Walt Whitman, in de vertaling van Einar Benediktsson. Geen rijm, geen spoor ervan, maar zwaarwichtige zinnen die ongeluk in zich dragen, een weerspannige kracht, en iets groots, iets wat de belofte van een weidsere hemel, een grotere aarde in zich draagt. Hij stond bij de omheining, twee kleine bomen die zich naar het licht toe werken, hij sloeg zijn ogen neer en het gedicht spoot in zijn bloed.’ (p. 225)

(Het hart van de mens werd, net als Hemel en hel en Het verdriet van de engelen, vanuit het IJslands vertaald door Marcel Otten.)

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief