de oerchaos van de tao

het was mijn artteacher (sommige engelse woorden zijn simpelweg aangenamer dan het nederlandse equivalent) die me in de richting van de tao, de filosofie van de laozi, deed bewegen. tijdens eens van haar tekenlessen begon ze over het begrip wu wei. ze kon het niet goed uitleggen, zei ze; maar het had iets te maken met ‘niets doen’. veel begrippen die met de tao te maken hebben zijn... ingewikkeld. vaag -- nee, niet dat: de begrippen hebben context nodig. nuance.

zoals ik al zei begon mijn artteacher (k.) over wu wei tijdens een les. k. geeft onder andere les in iets dat ze ‘seeing/ drawing’ noemt -- een naam die ze leent van frederick franck. het is een oefening die concentratie van de beoefenaar vraagt, een stille concentratie. een soort meditatie. maar niet helemaal omdat er een focus is: op wat de ogen zien. en het overbrengen op papier van wat er wordt gezien.

kristofer schipper, de vertaler van lao zi. het boek van de tao en de innerlijke kracht, schreef voor zijn uitgave een inleiding die wat mij betreft broodnodige informatie verleent als het gaat om veel taoïstische begrippen die niet altijd vertaald kunnen worden en daarom een verhaal nodig hebben om... het te proberen gevoel te krijgen voor het idee -- voor zover dat mogelijk is als het gaat om een natuurfilosofie die vooral aandringt op spontaniteit, innerlijke (levens)kracht, jezelf zijn, en meer frasen die door het westen werden geadopteerd zonder bijbehorende verhalen.

schipper biedt inzicht in wu wei met deze woorden:

als we ervan uitgaan dat er inderdaad een kosmische energie/materie bestaat die als het ware bezield wordt door een autoregulerend principe -- of we dit principe nu de tao noemen of iets anders doet er niet toe -- dan vloeit daaruit voor dat we ons menselijk bewustzijn op dusdanige manier zouden moeten afstemmen dat deze natuurlijke en innerlijke levenskracht niet geblokkeerd raakt of op een andere manier tenietgedaan wordt. dat is het grondidee van het ‘niets doen’ (wu wei). 

nu ik iets meer heb gelezen over wu wei begrijp ik wel waarom k. er over begon tijdens de tekenles. het is niet helemaal hetzelfde, etcetera, maar het is belangrijk vanbinnen stil te zijn (en ik vind het net zo belangrijk dat het buiten mezelf ook stil is maar daar gaat het nu niet om). omdat er dan geen afleiding is. omdat er dan ruimte komt voor onverwachte details; voor nieuw zien.

*

dat is dus wat me bij schippers boek bracht.
zonder zijn inleiding was ik denk ik al heel snel gestopt het te lezen.

en dat is de schuld van het luie westen, niet van schipper.
het luie westen; de manier waarop de tao lang, lang werd geïnterpreteerd, en door sommige vertalers en lezers nog altijd te letterlijk wordt begrepen. k. liet al doorschemeren dat er veel (engelse) vertalingen van de tao bestaan die volledig leunen op het confucianisme, een stroming die draait om macht en hiërarchie. (en meer religie dan filosofie is.)

(bovendien werden veel zinnen door vaagheidsprofeten uit de context (en dus verdieping) geplukt zodat een populaire, dode, lege uitdrukkingen ontstonden.) 

schipper maakt in zijn inleiding duidelijk dat het confucianisme niet de oorspronkelijke tao is. volgens hem is het taoïsme een filosofie van het volk, en een die gevaarlijk zou zijn voor het officiële keizerrijk:

in de lange strijd tussen deze twee polen van de chinese cultuur is van hogerhand alles in het werk gesteld om het taoïsme te bestrijden, te marginaliseren en te bagatelliseren. vanwege de immense populariteit van de laozi hebben de door het keizerrijk gesteunde confucianistische mandarijnen steeds weer geprobeerd een scheiding aan te brengen tussen dit boek en het levende taoïsme van het volk. om dit te bewerkstelligen werd door hen de laozi beschouwd als behorende tot het ‘filosofische taoïsme’ en de levende traditie als het ‘religieuze taoïsme’, en verklaarden ze dat deze twee niets met elkaar te maken hebben.

disclaimer: ik weet niets van de tao behalve dat wat ik weet omdat ik dit boek lees. maar nu ik meer weet over begrippen als wu wei (niets doen), ziran (zichzelf zijn) en de (de innerlijke kracht) krijg ik het idee dat die weg (De Weg) die het confucianisme zo belangrijk lijkt te vinden niet zo veel te maken heeft met wu wei en ziran en de van de tao doe ik tegenkom in de hoofdstukken. het lijkt er op dat de oorspronkelijke tao draait om persoonlijke, innerlijke kracht die vanwege de intentie invloed heeft op het grotere geheel (samenleving), terwijl confucianistische interpretaties vooral oog hebben voor macht, aanzien, en onderdrukking.


#

de tao bestaat uit twee delen; deel I heet ‘de tao’, deel II ‘de innerlijke kracht’. nogal wat hoofdstukken (81 in totaal: korte teksten) bestaan uit contradicties en paradoxen die alles aan de verbeelding overlaten maar tegelijkertijd heel specifiek zijn. (universeel/ persoonlijk.)

ik vind het bij vlagen lastig interpreteren. als ik 's ochtends vroeg, net na het ontwaken, een hoofdstuk lees, kan ik er meestal wel iets mee. laat me dit uitleggen; het is niet dat de taal onbegrijpelijk is, of lastig; het is eerder dat de taal te begrijpelijk is, waardoor ik niet langer grip heb op wat ik lees. misschien is het te algemeen, waardoor er te veel mogelijk is. daarom lees ik dit in de ochtend: zodat er niet direct van alles bovenop springt, maar ik de woorden kan laten ademen.

ik denk dat de tao zo een filosofie is die ondanks alle studies en interpretaties, ondanks de universele kracht die er van uit gaat, misschien te persoonlijk is.
misschien te klein is. om iets over te zeggen.
dat het ondanks de grote woorden, beelden, uitspraken, om heel kleine dingen gaat.
het persoonlijke naast het universele --

wordt er niet gezegd dat de poëzie die over universele dingen gaat tegelijkertijd heel persoonlijk kan zijn voor de lezer? dat het grootse ook weerklank vindt in iets heel heel kleins, iets dat in één geest leeft (maar daar zo zo groot is).
zo voelen enkele teksten. het is geen poëzie maar de beelden zijn soms wel poëtisch:

4

de tao is leeg. 
zo leeg dat wat je er ook in doet,
hij toch niet vol raakt. 
zo bodemloos diep
dat daar zich de heilige plaats wel lijkt te bevinden
waar heel de schepping vandaan zou kunnen komen.

verstompend wat scherp is,
losmakend wat vast is,
dimmend wat lichtend is,
alles tot eenzelfde stof makend,
zo diep verzonken
dat hij daar vermoedelijk zou kunnen bestaan.

maar ik weet niet wiens kind hij zou kunnen zijn;
want hij bestond al eerder dan het symbool van de grote voorvader.

de tao voelt via kristofer schipper heel aards. en praktisch. en vanzelfsprekend.
uiteindelijk is het misschien de simplicity die verward, omdat ik gewend ben alles moeilijker te maken dan het is (of dat een ander het simpele heeft gecompliceerd coz art). misschien is chaos simpel, omdat het chaos is. en verblind het daarom. ja, lees het in de ochtend en probeer vast te houden aan de chaos. alles is simpel als alles chaos is.

ik weet niet hoe te schrijven over dit boek. zoals al zei, wellicht is het te persoonlijk. is de ervaring het te lezen te persoonlijk.
ik weet niet wat ik nog moet schrijven.

het boek is nog niet uit. vanmorgen las ik het eerste hoofdstuk van het tweede deel. de hoogste vorm van innerlijke kracht berust niet op kracht. zo is er pas echt sprake van innerlijke kracht.

aha.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief