Natuur als misverstand is vooral interessant vanwege de eigenzinnige essays van Jelle Reumer en Johan van de Gronden. De teksten bewijzen dat er te veel vanuit economisch belang wordt gedacht over natuurbehoud- en bescherming. Bovendien stellen de auteurs boeiende vragen. Reumer stelt in zijn essay Domesticatie van de wildernis bijvoorbeeld voor dat we moeten kijken naar de grenzen die natuurgebieden beschermen. Iets of iemand bedreigt de grond die door de scheidingslijnen wordt beschermd; wat gebeurt er aan de andere kant van die lijn? Wie wil die natuur vernietigen, en waarom?
Onvervangbaar
Het komt er op neer dat Nederland langzaam in een groot industriegebied verandert. Boerderijen zijn de nieuwe fabrieken. Het land is volledig gedomesticeerd, iedere vierkante meter heeft een bestemming, heeft nut. En wat is het nut van grond waar niets op geproduceerd wordt? Het levert geen geld op, is dat niet zonde? Reumer schrijft (terecht): ‘Alleen wanneer natuur de bestemming is, vindt men het ‘zonde’.’ Het feit dat natuurbescherming nodig is, dat grond eerder aan de landbouw dan aan de natuur gegund wordt, is een groot probleem. De natuur moet beschermd worden omdat wij mensen het bedreigen.
Thoreau zag dit al gebeuren. Als fervent wandelaar merkte hij op dat er met de jaren minder mogelijkheden voor zwerftochten zouden overblijven omdat er steeds meer hekken werden geplaatst: grond werd plotseling eigendom, privé of van de staat. Johan van de Gronden schrijft in zijn essay over dit probleem. Een zwerftocht zou een symbool moeten kunnen zijn voor het leven zelf. Als er niet langer verdwaald kan worden, wat betekent dat voor ons (dagelijks) bestaan? Thoreau was van mening dat er iets onvervangbaars verloren zou gaan; er is ruimte nodig om aan de maatschappij te kunnen (en mogen) ontsnappen.
Lef en lucht
Andere teksten in Natuur als misverstand zijn minder geslaagd. Een poging Jac. P. Thijsse (grondlegger van Natuurmonumenten) uit de vergetelheid te trekken door op overeenkomsten tussen hem en Thoreau te wijzen maakt alleen maar nieuwsgieriger naar de Amerikaan. Een wandeling met ecoloog Harm Piek voegt weinig tot niets toe omdat de uitwerking van het gesprek slechts een herhaling is van reeds behandelde feiten en ideeën.
Het is daarom maar de vraag of deze uitgave er in zal slagen om Thoreau nieuwe lezers te bezorgen. Liefhebbers van natuurboeken zullen al bekend zijn met de Amerikaan, en het genre is al een niche. Daar komt bij dat de teksten – met de genoemde essays van Reumer en van de Gronden als uitzondering; zij stellen de ongemakkelijke vragen – nogal braaf zijn. De wetenschappelijke achtergrond van de meeste schrijvers zit wellicht in de weg: alle teksten hebben een nette inleiding en conclusie, en zijn vooral informatief van aard. Er zit weinig lef en lucht in. De rebelse geest van Thoreau waart in slechts twee essays rond. Wat ook irriteert is dat vrijwel iedere bijdrage dezelfde passages uit het werk van Thoreau aanhaalt. Daardoor lijkt het alsof de inhoud van de verschillende stukken niet op elkaar is afgestemd; het is geen geheel.
Het voelt als een gemiste kans. Juist nu het zo belangrijk is om langer stil te staan bij het belang van natuur, en de ruimte die we de natuur gunnen, zou een boek met Natuur als misverstand als titel en Henry David Thoreau als onderwerp over dat grote misverstand mogen gaan. Dat zou ongetwijfeld een interessantere introductie op het werk en leven van Henry David Thoreau hebben opgeleverd.