My walk home was lengthened by a diversion in the direction of the kirk. When beneath its walls, I perceived decay had made progress, even in seven months – many a window showed black gaps deprived of glass; and slates jutted off, here and there, beyond the right line of the roof, to be gradually worked off in coming autumn storms.
I sought, and soon discovered, the three head-stones on the slope next the moor – the middle one, grey, and half buried in heath – Edgar Linton's only harmonized by the turf, and moss creeping up its food – Heathcliff's still bare.
I lingered round them, under that benign sky; watched the moths fluttering among the heath, and hare-bells; listened to the soft wind breathing through the glass; and wondered how any one could ever imagine unquiet slumbers, for the sleepers in that quiet earth.
Ik lees nu Glass, Irony & God van Anne Carson. Het boek start met het gedicht ‘The Glass Essay’, waarin Emily Brontë, en haar werk, een grote rol speelt:
I travell all day on trains and bring a lot of books —
some for my mother, some for me
including The Collected Works Of Emily Brontë.
This is my favourite author. (p. 1)
Ik vind dit mooi:
But whacher is what she wrote.
Whacher is what she was.
She whached God and humans and moor wind and open night.
She whached eyes, stars, inside, outside, actual weather.
She whached the bars of time, which broke.
She whached the poor core of the world,
wide open. (p. 4-5)
En dit:
(..) it has no name.
It is transparent.
Sometimes she calls it Thou.
“Emily is in the parlour brushing the carpet,”
records Charlotte in 1828.
Unsociable even at home
and unable to meet the eyes of strangers when she ventured out,
Emily made her awkward way
across days and years whose bareness appalls her biographers.
This sad stunted life, says one.
Uninteresting, unremarkable, wracked by disappointment
and despair, says another.
She could have been a great navigator if she'd been male,
suggests a third. Meanwhile
Emily continued to brush into the carpet the question,
Why cast the world away.
For someone hooked up to Thou,
the world may have seemed a kind of half-finished sentence. (p. 5)
Dit alles is uiteraard een kwestie van interpretatie. Emily Brontë was vermoedelijk inderdaad een whacher (Anne Brontë schreef in een van haar brieven dat Emily oostenwind ‘een heel oninteressante wind’ vindt (p. 113, Verwoeste levens)), maar of ze echt niet in staat was mensen in de ogen te kijken betwijfel ik. Ria van Loohuizen, de vertaler van de Brontë-brieven, vertelt over de ‘Majoor’:
‘Emily's bijnaam omdat zij Ellen Nussey [een vriendin van Charlotte Brontë] eens tijdens een wandeling in bescherming nam tegen de avances van Mr. Weightman.’ (p. 114, Verwoeste levens)
Zo'n ‘Majoor’ lijkt me niet iemand die bang is voor mensen. Ik geloof dan ook niet dat Emily Brontë een uninteresting, unremarkable leven leidde, dat ze gebukt ging onder vertwijfeling en teleurstelling. Uit Charlotte Brontë's brieven valt op te maken dat Emily een serieuze kunstenaar was, dat ze al haar energie, en zoveel mogelijk tijd, weidde aan het schrijven van poëzie en fictie. Ze leidde wellicht een (aan de buitenkant) stil leven, waardoor veel biografen blijkbaar zo van slag raakten (want wáár komt Heathcliff dan vandaan?) dat ze een dergelijk leven alleen konden omschrijven als triest, onvolledig. Ik ben heel nieuwsgierig naar de rest van Anne Carsons ‘The Glass Essay’, alleen al omdat zij Emily overduidelijk beter begrijpt dan al die (waarschijnlijk mannelijke) biografen die vóór Carson over Emily Brontë schreven.
Emily Brontë dus. Omdat ze een whacher, een kunstenaar, een buitenstaander was. En, Wuthering Heights. Altijd Wuthering Heights.
Zo'n ‘Majoor’ lijkt me niet iemand die bang is voor mensen. Ik geloof dan ook niet dat Emily Brontë een uninteresting, unremarkable leven leidde, dat ze gebukt ging onder vertwijfeling en teleurstelling. Uit Charlotte Brontë's brieven valt op te maken dat Emily een serieuze kunstenaar was, dat ze al haar energie, en zoveel mogelijk tijd, weidde aan het schrijven van poëzie en fictie. Ze leidde wellicht een (aan de buitenkant) stil leven, waardoor veel biografen blijkbaar zo van slag raakten (want wáár komt Heathcliff dan vandaan?) dat ze een dergelijk leven alleen konden omschrijven als triest, onvolledig. Ik ben heel nieuwsgierig naar de rest van Anne Carsons ‘The Glass Essay’, alleen al omdat zij Emily overduidelijk beter begrijpt dan al die (waarschijnlijk mannelijke) biografen die vóór Carson over Emily Brontë schreven.
Emily Brontë dus. Omdat ze een whacher, een kunstenaar, een buitenstaander was. En, Wuthering Heights. Altijd Wuthering Heights.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten