over stilte

Sinds zijn dood associëren veel mensen zijn jongste boek met een wens naar de dood; ik heb het over De stilte van het licht en Joost Zwagerman. Ik denk dat dat te maken heeft met het overheersende idee dat het woord 'stilte' maar één definitie kent: afwezigheid van geluid of beweging (en in het geval van een hunkering naar stilte dus gelijk staat aan een verlangen naar afwezigheid).

Ik las ooit Stilte als antwoord van Sara Maitland (het wakkerde mijn interesse in stilte aan) en kreeg iets meer grip op stilte: ik begreep dat het voor mij niet per sé met afwezigheid te maken heeft. Eerder plaatste ik al een passage uit het boek op mijn blog, ik zal het hier herhalen:

‘Ik kwam er steeds meer achter dat al onze huidige gedachten stilte beschouwen als een afwezigheid van of gebrek aan spraak of geluid – een volledig negatieve toestand. Maar dat was niet hoe ik het ervaarde. In de groei van mijn tuin, in mijn waardering voor tijd en de natuurlijke wereld, in de manier waarop ik bad, in mijn nieuwe gevoel van welbevinden en vreugde – die alle duidelijker werden naarmate ik stiller was – zag ik geen gebrek of afwezigheid, maar een positieve aanwezigheid. Stilte mag zich dan buiten, over, voorbij de grens van, beschrijvende of verhalende taal bevinden, dat wil nog niet per definitie zeggen dat er in stilte iets ontbreekt. Misschien is het een echt op zichzelf staand iets, een eigen ontologische categorie: niet een gebrek aan taal maar iets anders, iets wat verschilt van taal; niet een afwezigheid van geluid maar de afwezigheid van iets wat geen geluid is.’ (p. 37)

Joost Zwagerman heeft het ook ook gelezen, hij noemde het boek in het essay ‘Stilte in alles’, opgenomen in Kennis is geluk. Het is onderdeel van het deeltje ‘Stilte’. In het essay schrijft hij:

‘Bij Maitland is stilte niet het middel (om te reiken naar het hogere), maar wordt het doel op zich. (..) stilte biedt niet het antwoord, stilte is niet de oplossing, prent Maitland ons in. Stilte is daarentegen volgens haar 'een hele wereld in en van zichzelf, nauw verweven met taal en cultuur, maar onafhankelijk daarvan'. (..) Maitlands gezochte stilte is anders dan de stilte die zoveel anderen nastreven: de stilte in jezelf of de stilte die altijd Elders is, ver weg, daar buiten, ergens hoog boven ons.
      Stilte als antwoord bepeinst daarentegen de stilte in alles en iedereen. Ik beken direct: ik ken die stilte niet. Maitland wel. Ik begrijp uit haar boek dat het een – in de woorden van Tim Parks – levendige stilte is. Het is een stilte waarbinnen alles mogelijk is en alles openligt.’ (p. 284-285)

Ik ga vandaag in De stilte van het licht beginnen; ik ben uitermate nieuwsgierig naar wat Zwagerman van/met stilte maakte.

jij zegt het

‘In het dagelijks leven proberen we ons verstaanbaar te maken door de taal van anderen te spreken in de hoop dat we daardoor begrepen worden, maar in de nacht, als de ratio en de sociale aangepastheid in slaap gesukkeld zijn, spreekt een ongebonden zelf ons toe in een hoogsteigen taal. Ik heb altijd betekenis toegekend aan mijn dromen en me erin geoefend ze te onthouden. Voor een dichter is het onderbewuste een opslagplaats van kennis, kunstzinnig vervormd door een eeuwenoude beeldspraak waarmee hij vertrouwd moet raken, die hij moet durven ontraadselen omdat ze een waarheid over hemzelf bevat die zich op geen andere manier kenbaar kan maken dan in een hermetische vorm. Niemand droomt jouw dromen. De beelden – archaïsch en archetypisch in hun symboliek – zijn voor jou bestemd, aangeleverd door het verborgene en meest essentiële in jezelf. Wie geen toegang heeft tot dat cryptische deel van zijn persoonlijkheid, blijft een dichter van opgesmukte verzen, net zo fatsoenlijk en kunstig gefabriceerd als de persona waarmee we dagelijks in het licht treden en anderen bejegenen.’

Uit Jij zegt het van Connie Palmen (p. 34-35); prachtig. Zo sterk geschreven, zo diep gedoken, zo dicht benaderd. En: zonder oordeel. Toch.

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief