zoveel blauw

‘Het verlies van de zee lag al in elk beeld van de zee besloten. Je kijkt ernaar omdat ze niet echt bestaat, nooit echt zou kunnen bestaan; omdat ze niet van jou was en nooit meer van jou zou zijn.’ (p. 40-41)

‘Ik pakte mijn dagboek en kwam, hoe bevlogen ook, niet verder dan deze intens deemoedigende woorden: E di tutto questo mare, cosa faccio?
       Het is onmogelijk te vertalen wat deze woorden betekenen. Al was het maar omdat ik niet zeker weet of ze strikt genomen überhaupt wel iets betekenen in het Italiaans. Maar laat me een poging doen met het volgende: ‘En wat moet ik nu met al dit water?’ Het gaf uitdrukking aan het hulpeloze van iemand die door weelde wordt overweldigd.’ (p. 41)

‘Misschien kwam mijn ogenschijnlijke achteloosheid of ontgoocheling voort uit het al te frontale, overdonderende en kwistige van het schouwspel. Ik wilde het in aangelengder vorm, gefragmenteerder, minder direct en onbelemmerd (..). Gezeten op mijn balkon bleef ik maar uitkijken over al dat fabelachtige blauw, en buiten het besef van mijn hulpeloosheid was mijn enige gedachte: Voilà. Ik vertrek over drie dagen! Ik wilde mijn ogen sluiten. Ik was op de volmaaktste plek op aarde. Er viel, denk ik achteraf, niets meer te wensen. Niets meer te zeggen.’ (p. 42)

Wat moet je met zoveel blauw als je het eenmaal gezien hebt? betekende: ik kan het niet vastpakken – alleen maar kijken en blij zijn gezien te hebben. Maar is dat genoeg – alleen maar toekijken en verder alles laten zoals het is?
       Wat moet je met zoveel blauw als je het eenmaal gezien hebt? betekende: hoe neem ik die verbluffende weidsheid mee (..)?’ (p. 42)

Uit: ‘Op zoek naar blauw’ van André Aciman, opgenomen in Valse papieren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief