logboek van een onbarmhartig jaar

dip de; m -s 1 inzinking, dieptepunt 2 geestelijke inzinking van korte duur

... en een flinke. Een inzinking. Mijn leesleven staat op het spel. Dat klinkt heel dramatisch, en dat is het ook. Voor mij, in ieder geval. Lezen hoort bij het dagelijks leven, bij mijn dagelijks leven. Lezen is leven, en als alle boeken die ik, vol enthousiasme, begin te lezen dan ineens tegen vallen, lijkt er iets uitéén te vallen. Ik struin al dagen wanhopig blogs af, in de hoop een titel tegen te komen die ik wil lezen, maar het zit nog niet mee.

Ik schreef begin december dat ik op zijn minst twee blogs zou schrijven, over verschillende boeken. Dat gaat me niet lukken, ik wil namelijk niet schrijven over boeken die teleurstellen, of de tijd en/of energie niet waard zijn.

Logboek van een onbarmhartig jaar van Connie Palmen was het enige boek in december dat wel indruk maakte (nouja, tot nu toe) maar ik vind het moeilijk om over zo'n soort boek iets te zeggen. Ik las kortgeleden een stuk op de website van De Groene Amsterdammer, geschreven door Marja Pruis (van dat leuke boek Kus me, straf me), dat perfect beschrijft waarom ik dit boek zo mooi vind. Het is eerlijk, persoonlijk, menselijk. Het is zoals het leven kan zijn, en zoals het leven is voor Connie Palmen. Of, is geweest. Of, nog een tijdje zal zijn. Ik vind het raar dat mensen kritiek kunnen hebben op zo'n soort boek. Palmen legt zelf, heel duidelijk, uit waarom ze dit boek heeft laten publiceren: ze kon zelf, in de tijd na de dood van Hans van Mierlo, niet het boek vinden dat ze nodig had. En daarom schreef ze het zelf. En ook: tegen het vergeten. Naar vind ik de kritiek omdat het om een leven en een dood gaat. En niets is persoonlijker dan dat. Hoe kun je, als medemens, nu zeggen dat Connie Palmen een lijkenpikker is? Bovendien lijkt men rouwliteratuur van mannen langs een andere meetstaf te houden in de literatuurkritiek. 

gelezen (5)

‘I was struck by the way the light felt that afternoon. I have paid a good deal of attention to light, but no one could begin to do it justice. There was the feeling of a weight of light—pressing the damp out of the grass and pressing the smell of sour old sap out of the boards on the porch floor and burdening even the trees a little as a late snow would do. It was the kind of light that rests on your shoulders the way a cat lies on your lap. So familiar.’ (p. 51)

Uit Marilynne Robinsons Gilead.

het jaar van magisch denken

Eerlijk gezegd kocht ik Het jaar van magisch denken ooit omdat ik zag dat Rory (Gilmore Girls) het las; de titels die ik in die serie tegenkwam noteerde ik en op die manier ontstond een leeslijst met namen als Sylvia Plath, Charles Dickens, Jack Kerouac en Marcel Proust. Snel na het aanschaffen van dit boek kwam ik er echter al achter dat ik het nog even moest laten liggen, het was allemaal een beetje te ver weg. Mijn liefde voor boeken bestond al, mijn liefde voor ‘echte literatuur’ nog niet. Ik denk dat ik zelfs kan stellen dat ik in die tijd nog aan het ontdekken was wat ik nu precies mooi en/of belangrijk vind – zowel in boeken als in het leven. Of, mijn leven. Het paste niet, toen. Niet lang geleden kreeg ik te horen dat er een nieuwe memoir uit zou komen van Joan Didion, Blue Nights. Ik besloot dat ik maar moest proberen of Het jaar van magisch denken nu wel tot me door kon dringen. Dat deed het.

Joan Didion beschrijft in dit boek het jaar na het overlijden van haar man, John Gregory Dunne. Hij overleed plotseling, na een bezoek aan dochter Quintana die in coma in het ziekenhuis lag, aan een hartaanval. Na een huwelijk van veertig jaar is Didion plotseling alleen en ze begrijpt er helemaal niets van. Ze kan geen vat krijgen op het verlies, op de bruuske afwezigheid. Het magisch denken uit de titel heeft te maken met het ongeloof waar Didion op stuitte. Het niet weg kunnen gooien van zijn schoenen omdat hij die nodig zou hebben zodra hij weer thuis kwam, het opladen van zijn mobieltje; het zijn voorbeelden van de staat waarin ze lange tijd verkeerde, een staat die Joan Didion zelf als echte gekte omschrijft:

‘Diep verdriet blijkt een oord te zijn dat niemand van ons kent, tot we er zelf belanden. (...) Als het om een plotselinge dood gaat, verwachten we misschien een grote schok. Wat we niet verwachten is dat die schok vernietigend is, ontwrichtend voor lichaam en geest. We verwachten misschien lamgelegd te worden, ontroostbaar te zijn, gek van verdriet. Wat we niet verwachten is echt gek te worden: een koelbloedig type dat gelooft dat haar man straks terugkomt en dan zijn schoenen nodig heeft.’ (p. 165)

Een pagina verder legt ze uit hoe de echte rouw verschilt van de rouw die zich zelf voorstelde, en, met haar, wij allemaal:

‘We weten van te voren evenmin iets (en daarin ligt de kern van het verschil tussen rouw zoals we die ons voorstellen en rouw zoals die werkelijk is) over de oneindige afwezigheid die volgt, over de leegte, over het tegenovergestelde van alles wat zinvol is, over de meedogenloze aaneenschakeling van ogenblikken waarin we de zinloosheid zelf ervaren.’ (p. 166)

Didion heeft het nooit letterlijk over verdriet, er komen weinig tranen voor in dit boek. Een zin als ‘Ik weet niet meer hoe vaak ik plotseling verblind door tranen achter het stuur zat.’ (p. 104) is een uitzondering. De schrijver voelt zich onzichtbaar, onwerkelijk, afwezig, maar door woorden op papier te zetten keert ze weer enigszins terug naar de werkelijkheid. 

Zoals ik al zei is onlangs haar ‘follow-up’ memoir Blue Nights (de Nederlandse vertaling verschijnt begin volgend jaar) verschenen, hierin schrijft Joan Didion over het overlijden van haar dochter Quintana (ze overleed tijdens Didions promotie voor The Year of Magical Thinking).

what books can give us

“Few people ask from books what books can give us. Most commonly we come to books with blurred and divided minds, asking of fiction that it shall be true, of poetry that it shall be false, of biography that it shall be flattering, of history that it shall enforce our own prejudices. If we could banish all such preconceptions when we read, that would be an admirable beginning.”
— Virginia Woolf

mrs dalloway

Mrs Dalloway gaat niet alleen over Mrs Dalloway, maar ook over Septimus Smith, die na de Eerste Wereldoorlog overal zijn overleden vriend Evans tegenkomt, en Peter Walsh, een oude vriend van Clarissa en Sally, ooit onafscheidelijk. Sally Seton is een vrouw die weinig voorkomt in het boek zelf maar een grote rol heeft gespeeld in de tijd dat Clarissa nog niet getrouwd was. Ofwel: in de tijd dat nog niemand 'vast' zat in een gekozen rol. Want wat al snel duidelijk wordt is dat er door het hoofd van verschillende personages maar één vraag doolt: Wat als? Jaren terug was Peter namelijk de eerste die Clarissa ten huwelijk vroeg, en Clarissa weigerde. Nog steeds blijft ze herhalen dat ze toentertijd de juiste beslissing maakte, maar het feit dat ze zoveel moeite heeft, jaren later, om daar echt van overtuigd te zijn zegt misschien wel genoeg. En Peter, de man die zich jarenlang verstopte in India en nooit een fatsoenlijke relatie heeft gehad, de man die zegt diep verliefd te zijn op ene Daisy en daarom in Engeland is, Peter heeft precies hetzelfde probleem. (Ik vroeg me meerdere malen af of Daisy wel bestond.)

Alles in dit boek speelt zich af op één dag (‘De loden cirkels losten op in de lucht.’), het feest dat Clarissa geeft die avond moet het hoogtepunt zijn van de dag, maar ook van het verhaal. Ergens tijdens het leren kennen van Septimus wordt je al duidelijk dat er waarschijnlijk iets heel anders gaat gebeuren, iets dat de glans van het feest weg zal nemen. En Woolf weet altijd al waar het naartoe gaat, neemt je vervolgens bij de hand en laat dan zien dat het eigenlijk ook nooit anders had gekund. Want het feest dat perfect had moeten zijn lijkt achteraf enkel mislukt: het drama van Septimus hangt zwaar over Mrs Dalloway heen, en haar vrienden Sally en Peter spreekt ze niet, ook al had Clarissa het hun nog zo beloofd, en ergens ook zichzelf.

Dit boek maakte een enorme indruk, de schrijfwijze is prachtig en Mrs Dalloway is één van mijn favoriete personages geworden; het boek één van mijn favoriete boeken. Ik vind het moeilijk precies uit te leggen waarom. Ik houd van mensen die een beetje gek zijn. Uitersten. En hoewel Mrs Dalloway misschien wel een beetje braaf lijkt, vooral in de ogen van Peter Walsh, merk je dat ze leeft. Ontzettend. Er gaat zoveel schuil achter ieder gebaar, iedere oogopslag, iedere beweging. Ergens vraag ik me af hoeveel Virginia Woolf er in dit boek zit. Ze was fantastisch.

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief