mark rothko (1)

Het is zeer waarschijnlijk dat Mark Rothko enkel werd ingeschreven op de Talmoed Thora om te ontkomen aan de Russische dienstplicht. De familie Rothko (destijds Rotkovičs) woonde tot 1913 in een vestigingsgebied voor Joden in Rusland. Vader Rotkovičs wist dat Joden ‘voor de grap konden worden gedood’ en was bang zijn twee oudste zoons kwijt te raken. Mark Rothko, de jongste, kon nog worden gered: Talmoedstudenten hoefden meestal niet in dienst. Vanaf zijn derde (!) ging hij dus naar school, leerde hij Hebreeuws, ‘zat dagenlang met zijn neus in de gebedenboeken’.

‘Het Talmoedonderwijs is weliswaar te omschrijven als het bestuderen van een discipline, maar ook als een vroegtijdige intellectuele oefening, waarbij de leerling beseft dat de studie wel een begin heeft, maar geen einde (..). (..) De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben heeft misschien het nauwkeurigst de historische context beschreven die aan de basis ligt van de Joodse passie voor studie. ‘Talmoed betekent studie,’
schreef hij. ‘Tijdens hun Babylonische ballingschap, toen de tempel was vernietigd en het hun verboden was offers te brengen, wisten de Joden hun identiteit te behouden door zich op de studie te richten in plaats van op de godsdienst.’’ (p. 24-25)

Tijdens zijn Talmoedjaren moest alles wijken voor zijn studie, het is dan ook niet raar dat Mark Rothko op latere leeftijd zijn interesses serieus nam en graag wilde studeren. Toch wordt Rothko meestal als autodidact omschreven, ook omdat hij zichzelf zo zag: in Amerika kreeg hij het om verschillende redenen niet voor elkaar hoger onderwijs te (blijven) volgen. Hij werd toegelaten op Yale, maar de sociale conventies aldaar stonden en werkten hem zozeer tegen dat hij de universiteit verliet zonder al te veel spijt: ‘Hij bekritiseerde (..) het oppervlakkige gedrag dat te vaak de verhoudingen op de campus beheerste, zoals vleierij en verafgoding van mensen met meer macht. Zijn zwaarste kritiek betrof de fraternities, de atleten, de passiviteit van de meerderheid en de pretentieuze docenten.’ (p. 59)

In deze biografie (van voornamelijk de schilder Rothko) laat Annie Cohen-Solal zien hoe Rothko al op jonge leeftijd zijn eigen gang ging. Niet lang nadat hij Yale verliet lijkt Rothko zijn interesse voor kunst te hebben ontdekt. Hij begon kunstlessen te volgen aan verschillende instituten, kreeg les van o.a. Arshile Gorky en Max Weber (tevens een Russische Jood), kreeg mogelijkheden zijn werk tentoon te stellen. Hij probeerde verschillende stijlen uit, bleef (be)studeren, puurde zijn kleuren, vormen. Hij raakte steeds dichter bij wat hij eigenlijk wilde met zijn werk; ‘het uitdrukken van fundamentele menselijke emoties: tragedie, extase, dood enzovoort.’ (p. 172) In 1949 lijkt hij zijn taal te hebben gevonden, zoals Annie Cohen-Solal het uitdrukt in Mark Rothko (p. 135); de zogenoemde ‘multiformen’.

3 opmerkingen:

  1. http://www.demaan.be/producties/producties/rothko%E2%80%99s-chapel.html

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. bijzonder! ga je 't bezoeken?

      Verwijderen
    2. ja, een heel boeiend opzet, maar het zal me jammer genoeg niet lukken een voorstelling mee te pikken

      Verwijderen

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief