munro over ‘levens van meisjes en vrouwen’

INTERVIEWER
What was the process involved in writing Lives [of Girls and Women]?

MUNRO
I remember the day I started to write that. It was in January, a Sunday. I went down to the bookstore, which wasn’t open Sundays, and locked myself in. My husband had said he would get dinner, so I had the afternoon. I remember looking around at all the great literature that was around me and thinking, You fool! What are you doing here? But then I went up to the office and started to write the section called “Princess Ida,” which is about my mother. The material about my mother is my central material in life, and it always comes the most readily to me. If I just relax, that’s what will come up. So, once I started to write that, I was off. Then I made a big mistake. I tried to make it a regular novel, an ordinary sort of childhood adolescence novel. About March I saw it wasn’t working. It didn’t feel right to me, and I thought I would have to abandon it. I was very depressed. Then it came to me that what I had to do was pull it apart and put it in the story form. Then I could handle it. That’s when I learned that I was never going to write a real novel because I could not think that way.

Uit The Art of Fiction No. 137 in The Paris Review No. 131 (1994).

levens van meisjes en vrouwen

Ik had het fout, Levens van meisjes en vrouwen heeft wel degelijk de (/een) vorm van een roman. Maar het is niet per sé een roman, ieder hoofdstuk staat op zichzelf, zo heeft ieder hoofdstuk bijvoorbeeld een eigen thema.

‘Het religieuze tijdperk’ is wat mij betreft een van de mooiste hoofdstukken van dit boek. Del Jordan, hoofdpersonage van ieder hoofdstuk, beschrijft hierin haar intensieve zoektocht naar God. Ze is intelligent en ambitieus, en laat zich niet gemakkelijk overtuigen. Wat mij zo aanspreekt in dit hoofdstuk is haar zeer kritische houding terwijl ze wel degelijk met smart zit te wachten op een openbaring. Del Jordan blijft maar vragen stellen en dat oprechte karakter van haar onderzoek is prachtig:

‘Als ik God kon ontdekken of hem kon terugroepen, zou dat veiligheid betekenen. Dan zou ik bij het zien van de dingen – zoals nu de doffe nerf in het hout van de vloerplanken, de ramen met gewoon glas en daarachter dunne takken en een sneeuwlucht – die vreemde, knagende pijn niet meer voelen die ik daar altijd bij kreeg. Het leek me dat je alleen op die manier de wereld kon verdragen, als je wist dat al die atomen, die ontelbare miljarden atomen, voor altijd veilig waren en in Gods geest rondwervelden. Hoe konden mensen rusten, hoe konden ze zelfs doorgaan met ademen en leven, als ze daar geen zekerheid over hadden? Maar ze leefden verder en hadden die zekerheid dus blijkbaar wel.’ (p. 155; ‘Het religieuze tijdperk’)

Zo blijft ze in Levens van meisjes en vrouwen peinzen, over alles. Misschien is dat ook wel wat mij zo aanspreekt in Munro’s werk, naast haar rake observaties – het mijmerende karakter van veel van haar personages.

de zonsondergang van je moeder / alice munro

Ik lees nu Levens van meisjes en vrouwen van Alice Munro (vert. Pleuke Boyce), een boek dat eigenlijk een roman zou moeten zijn maar gewoon weer bestaat uit losse verhalen. Ik lees nu het tweede verhaal, ‘Erfgenamen van het levende lichaam’, misschien blijkt er later wel degelijk een vorm van een roman te onstaan. Maar nu nog niet.

In 2011 las ik mijn eerste Munro, nieuwsgierig gemaakt door Marja Pruis’ essays over Munro’s werk (ik las Pruis’ boek Kus me, straf me). Ik was enorm onder de indruk van Too Much Happiness, maar waar dat mee te maken had ontging me een beetje. Nog steeds ontgaat het me een beetje: wát maakt Munro’s verhalen nu zo goed? Wellicht zijn het wel haar scherpe (en schijnbaar simpele) observaties over situaties die normaal lijken, misschien wel normaal zijn, maar ook tegelijkertijd begrijpelijk en onbegrijpelijk zijn (en blijven). Zoals de volgende:

‘We keken naar de zonsondergang. Soms riep mijn moeder ons allemaal bijeen om naar de zonsondergang te kijken, alsof zij deze voorstelling persoonlijk gearrangeerd had, wat het een beetje bedierf – algauw wilde ik er niet meer naar kijken – maar desalniettemin was er geen betere plek om naar een zonsondergang te kijken dan aan het eind van Flats Road. Precies zoals mijn moeder zei.’ (p. 41; ‘Flats Road’)

Het is onvermijdelijk, soms heeft je moeder gewoon gelijk. Zo een onvermijdelijkheid heeft iets weg van een paradox, denk ik nu. Denk ergens te veel over na en het wordt almaar zwaarder, maar je kunt een gedachte niet ongedaan maken; de zonsondergang van je moeder heeft een andere kleur dan een die je zelf (en/of alleen) observeert. Het komt er op neer dat het eigenlijk niet uitmaakt, in principe: etcetera. Maar het maakt wel uit, zo zitten mensen nu eenmaal in elkaar. Alice Munro kan dat uitleggen zonder dat je merkt dat ze iets uitlegt.

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief