jij en je alibi zijn elkaars schaduw

‘Ik ben ergens anders’, schrijft André Aciman in zijn spookachtige essay Parallax (opgenomen in Acimans bundel Alibi’s). ‘Dat is wat we bedoelen met het woord alibi. Het betekent ‘ergens anders’. Sommige mensen hebben een identiteit. Ik heb een alibi, een schaduw-ik. (...) Jij en je alibi zijn elkaars schaduw.’ (p. 225, 232; Alibi’s)

Schimmen; ‘verbanning, verplaatsing en ontheemding leiden uiteindelijk ook tot over-eenkomstige verplaatsing en ontheemding op intellectueel, psychologisch en esthetisch vlak.’ (p. 231; Alibi’s)

Aciman is een emigrant. Ik denk aan W.G. Sebald, aan zijn schimmen in De Emigrés, en aan alibi’s. Tijdens het lezen van Duizelingen betrapte ik mijzelf er al op alle personages te vormen tot één persoon: de verteller; Sebald. Het gebeurt nu, bij het lezen van De Emigrés, wederom, terwijl de verteller (misschien-Sebald) samen met de personages aanwezig is in het verhaal dat vertelt wordt (door auteur-Sebald), want de verhalen worden met de verteller (misschien-Sebald) gedeeld. (De grenzen zijn lastig te duiden. Schimmen..)

Aciman schrijft nog iets dat me zo aan Sebald doet denken:

‘Er zijn schrijvers die bij het schrijven alle breuklijnen vermijden. Ze omzeilen allerlei hinderpalen, vermijden wat ze niet weten, blijven weg van donkere gebieden en beëindigen een zin indien mogelijk als ze eenmaal alles hebben gezegd wat ze van plan waren ermee te zeggen. Daarnaast zijn er schrijvers die zich zonder het te willen precies op de breuklijn plaatsen. Ze beginnen zonder zelfs te weten wat hun onderwerp is; ze schrijven in het duister, maar ze blijven schrijven omdat schrijven hun manier is om de duisternis rondom zich te betasten, er licht in te maken.’ (p. 232; Alibi’s)

Hoewel ik niet geloof dat Sebald begon te schrijven zonder te weten wat het onderwerp zou gaan zijn, ben ik ervan overtuigd dat hij zich (zowel de schrijver als de mens) op zo’n breuklijn bevond. Houden schimmen zich niet juist daar op?

6 opmerkingen:

  1. Ik had dat ook bij "Duizelingen", soms betrapte ik me erop en dacht ik of het erg zou zijn, maar ik denk dat Sebald dat net voor ogen heeft. Een samensmelting.
    :-)

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. zozeer zelfs dat de lezer mee smelt.. althans, dat gebeurde bij mij. hoewel Sebald met afstand schrijft, is het toch hoogst persoonlijk.

      Verwijderen
  2. De verteller als de schim, het alibi van de schrijver Sebald. Uit The Emergence of Memory heb ik kunnen opmaken dat dit ook voor de auteurs van de bijdragen vaststaat; het 'leest' als een vanzelfsprekendheid, althans, het is me in de bundel niet opgevallen als een issue. Ik denk dat zijn oeuvre in zeer grote mate (of helemaal) op de vatten is als het logboek van de indrukken van een sensitieve persoonlijkheid die, met zijn onderzoeksgeest als letterkundige, als een archivaris schrijft vanop een breukvlak, daar waar grenzen tegen elkaar opbotsen, een plek waar elke waarneming verinnerlijkt wordt. Willens nillens, want Sebald heeft een breuk aan den lijve ondervonden, die hem, met de indrukken uit zijn jeugd als de jongen die hij was, verder heeft gevormd: de lange wandelingen met zijn grootvader, het overlijden van zijn grootvader toen hij 12 was (een slag), het onhoudbare stilzwijgen van zijn vader over diens oorlogsverleden tijdens het naziregime, datzelfde onverdraaglijke stilzwijgen op de universitaire campussen in Duitsland, en heel nadrukkelijk om die redenen zijn 'vlucht', voorgoed, naar Engeland toen hij 21 was. Sebald zelf was een emigrant waarvoor verbanning, verplaatsing en ontheemding [voor een groot deel hebben geleid] tot overeenkomstige verplaatsing en ontheemding op intellectueel, psychologisch en esthetisch vlak.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. gaat The Emergence of Memory in op Sebalds verleden? ik vind het bijzonder (spijtig) dat er nog geen biografie over zijn leven is geschreven/verschenen.

      eerlijk; ik had veel van Sebald verwacht, maar het begint zo langzamerhand tot me door te dringen dat mijn verwachtingen niet groots, wijds, genoeg waren. wat Sebald deed, en kon, is op zoveel manieren zó uniek.. wat een pracht.

      Verwijderen
    2. Ja, en hij praat daar heel openlijk over. Het blijven interviews en essais, maar ze bieden een mooie 'introductie' op zijn leven, zijn werk en wat dat met lezers doet. Schwartz over zijn werk in de inleiding (cf. jou heel treffende schim/alibi-opmerking): "Baffling classification, they take the shape of the author's consciousness. What unifies them is the narrator's voice - melancholy, resonant as a voice in a tunnel, witty: the effluvia of their author's inner life." Heel warm aanbevolen!!

      Hierboven klonk ik nogal zeker van mijn zaak, maar een Sebald na de laatste pagina dichtklappen, is opnieuw willen beginnen. Al die boeiende verwijzingen, diepe indrukken en vele vragen, niet in het minst over wat je je herinnert van wat je zonet nog gelezen hebt. In zijn bespiegelingen over herinneren en vergeten wordt de lezer zelf een gewillig slachtoffer.

      Verwijderen
    3. Iets gelijkaardig doet Valeria Luiselli met haar Valse Papieren; ik bijt m'n tanden er op stuk, en op een 'review'. :-)

      Verwijderen

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief