in de siberische wouden

Ik lees iets moois: Dans les forêts de Sibérie (of: Zes maanden in de Siberische wouden; vert. Eef Gratama). De titel verklapt alles; Sylvain Tesson leefde zes maanden lang als kluizenaar in de Siberische wouden, aan het Bajkalmeer. Dit boek is zijn verslag. Tesson (schrijver, filosoof, reiziger) schrijft over ijs, tijd, stilte, eenzaamheid; ‘taarten van poolgoden’, de moeilijke tijden voor dennenbomen, vrije mensen, zijn ‘dierbare metgezel, de mees’. Ik geniet. Tot nu toe aangestreept en opgemerkt (ik ben nog niet op de helft, neem kleine slokjes van dit boek dat dorst lest als ijskoud water op een hondsdag):

‘Het ijs kraakt. Doordat de mantel in beweging is worden ijsschotsen samengeperst en verbrijzeld. Breuklijnen lopen als zebrastrepen over de kwikzilveren vlakte en veroorzaken een chaos van kristal. Uit een glazen wond stroomt blauw bloed.’ (p. 21; ik houd van ijs; van de kracht en het leven, en het geluid en de kleuren. Ik geloof werkelijk dat ik een journaal van ijs van Tessons pen met veel smaak zou lezen, hoeveel bladzijden het ook zou tellen..)

‘Op een dag zal de zon ons laten zien waar hij de kracht vandaan haalt om elke morgen op te staan.’ (p. 74; mijn aantekening: Wij staan op omdat de zon opstaat.)

‘In hoofdstuk 39 over de ‘metafysica van de muziek’ [Schopenhauer, Die Welt] staat het volgende: ‘De lage registers komen overeen met de laagste rangen, dat wil zeggen met de anorganische elementen die niettemin al bepaalde kenmerken hebben; de hogere noten vertegenwoordigen de planten en dieren. [...] Voor alle lichamen en organismen geldt dat ze zijn voortgekomen uit verschillende stadia van de evolutie van de planeet, die tegelijk hun drager en hun oorsprong is; exact dezelfde verhouding bestaat tussen de fundamentele bastoon en de hogere noten.’ Wanneer het meer zijn partituur speelt en kraken en knallen laat horen, dat is het dat: de muziek van het anorganische en het ongedifferentieerde, een melodie uit de diepte, de symfonie van het ontstaan van de wereld. Het onbenoemde roert zich en op de aanhoudende bastonen van zijn stuiptrekkingen wagen een sneeuwvlok of een mees zich aan een lichtere melodie.’ (p. 75)

A day on ice, ik tuur naar de tekening in het ijs. Breuken en barsten doorvlechten het bevroren lichaam met elektrisch geladen banen, waar de stroom flitsend doorheen schiet. Lijnen die zich terugtrekken, samenvoegen, opsplitsen. Het ijs vangt de energie van de schokken op en leidt die langs zenuwbanen. De stilte wordt verbroken door harde knallen. Het is de echo van een explosie die tientallen kilometers verderop plaatsvindt. Het geluid ontlaadt zich via dit aderstelsel. De zonnestralen worden door het lijnenspel gebroken. De strengen worden verlicht. Het licht kleurt de aderen turquoise en geeft ze ook nog een gouden glans. Het ijs trekt samen. Het leeft, en ik kan er niet genoeg van krijgen. Parelmoeren spiralen vormen knopen die doen denken aan afbeeldingen van neuronaal weefsel of sterrenwolken. De kaart van dit vlechtwerk heeft iets psychedelisch. Zonder drugs of wijn registreren mijn hersens hallucinerende beelden. De wereld toont een glimp van een onbekend schrift. Motieven glijden als in een opiumwolk aan mijn oog voorbij. De natuur geeft ons niet eens de kans om unieke beelden op het scherm van onze psyche te projecteren.’ (p. 78)

2 opmerkingen:

  1. Anoniem21.7.13

    ik las ergens dat het boek zwaar is om lezen, dat Tesson niet schrijft voor een lezer maar voor/aan zichzelf, wat het een moeilijk boek zou maken... mij sprak het net daarom aan - maar jouw indruk lijkt daar niets van weer te geven; dus is het wel zo?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. moeilijk? helemaal niet.. het is in principe een dagboek, de man is filosoof en denkt graag na; als je dat niet gewend bent van een boek is het misschien zwaar, maar zo ervaar ik het absoluut niet.

      Verwijderen

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief