van de stilte


De stilte opzoeken, jezelf afzonderen, hoeft geen poging tot ontsnappen te zijn. Opzoeken; Sara Maitland ervaart stilte als een ‘waardevolle ruimte’ (p. 35), in plaats van een afwezigheid:

‘Ik kwam er steeds meer achter dat al onze huidige gedachten stilte beschouwen als een afwezigheid van of gebrek aan spraak of geluid – een volledig negatieve toestand. Maar dat was niet hoe ik het ervaarde. In de groei van mijn tuin, in mijn waardering voor tijd en de natuurlijke wereld, in de manier waarop ik bad, in mijn nieuwe gevoel van welbevinden en vreugde – die alle duidelijker werden naarmate ik stiller was – zag ik geen gebrek of afwezigheid, maar een positieve aanwezigheid. Stilte mag zich dan buiten, over, voorbij de grens van, beschrijvende of verhalende taal bevinden, dat wil nog niet per definitie zeggen dat er in stilte iets ontbreekt. Misschien is het een echt op zichzelf staand iets, een eigen ontologische categorie: niet een gebrek aan taal maar iets anders, iets wat verschilt van taal; niet een afwezigheid van geluid maar de afwezigheid van iets wat geen geluid is.’ (p. 37)

Is echte stilte dan een buitenzintuiglijke ervaring? Heeft het wel iets met geluid te maken? (Is het wel van deze wereld?) Maitland onderzoekt het concept ‘stilte’ op iedere mogelijke manier. Ze schrijft over de rol die stilte speelt in onze maatschappij, en bij religies; ze haalt ervaringen aan van andere stiltezoekers (poolreizigers, kluizenaars, solozeilers, bergbeklimmers), en vergelijkt dergelijke verslagen met eigen ervaringen.

Aantekening: de titel is wat vreemd gekozen. De originele Engelse titel A Book of Silence is veel algemener, veel toepasselijker: Sara Maitland komt niet met antwoorden, het boek is eerder een zoektocht, een onderzoek, naar wat stilte kan betekenen.

in de siberische wouden

Ik lees iets moois: Dans les forêts de Sibérie (of: Zes maanden in de Siberische wouden; vert. Eef Gratama). De titel verklapt alles; Sylvain Tesson leefde zes maanden lang als kluizenaar in de Siberische wouden, aan het Bajkalmeer. Dit boek is zijn verslag. Tesson (schrijver, filosoof, reiziger) schrijft over ijs, tijd, stilte, eenzaamheid; ‘taarten van poolgoden’, de moeilijke tijden voor dennenbomen, vrije mensen, zijn ‘dierbare metgezel, de mees’. Ik geniet. Tot nu toe aangestreept en opgemerkt (ik ben nog niet op de helft, neem kleine slokjes van dit boek dat dorst lest als ijskoud water op een hondsdag):

‘Het ijs kraakt. Doordat de mantel in beweging is worden ijsschotsen samengeperst en verbrijzeld. Breuklijnen lopen als zebrastrepen over de kwikzilveren vlakte en veroorzaken een chaos van kristal. Uit een glazen wond stroomt blauw bloed.’ (p. 21; ik houd van ijs; van de kracht en het leven, en het geluid en de kleuren. Ik geloof werkelijk dat ik een journaal van ijs van Tessons pen met veel smaak zou lezen, hoeveel bladzijden het ook zou tellen..)

‘Op een dag zal de zon ons laten zien waar hij de kracht vandaan haalt om elke morgen op te staan.’ (p. 74; mijn aantekening: Wij staan op omdat de zon opstaat.)

‘In hoofdstuk 39 over de ‘metafysica van de muziek’ [Schopenhauer, Die Welt] staat het volgende: ‘De lage registers komen overeen met de laagste rangen, dat wil zeggen met de anorganische elementen die niettemin al bepaalde kenmerken hebben; de hogere noten vertegenwoordigen de planten en dieren. [...] Voor alle lichamen en organismen geldt dat ze zijn voortgekomen uit verschillende stadia van de evolutie van de planeet, die tegelijk hun drager en hun oorsprong is; exact dezelfde verhouding bestaat tussen de fundamentele bastoon en de hogere noten.’ Wanneer het meer zijn partituur speelt en kraken en knallen laat horen, dat is het dat: de muziek van het anorganische en het ongedifferentieerde, een melodie uit de diepte, de symfonie van het ontstaan van de wereld. Het onbenoemde roert zich en op de aanhoudende bastonen van zijn stuiptrekkingen wagen een sneeuwvlok of een mees zich aan een lichtere melodie.’ (p. 75)

A day on ice, ik tuur naar de tekening in het ijs. Breuken en barsten doorvlechten het bevroren lichaam met elektrisch geladen banen, waar de stroom flitsend doorheen schiet. Lijnen die zich terugtrekken, samenvoegen, opsplitsen. Het ijs vangt de energie van de schokken op en leidt die langs zenuwbanen. De stilte wordt verbroken door harde knallen. Het is de echo van een explosie die tientallen kilometers verderop plaatsvindt. Het geluid ontlaadt zich via dit aderstelsel. De zonnestralen worden door het lijnenspel gebroken. De strengen worden verlicht. Het licht kleurt de aderen turquoise en geeft ze ook nog een gouden glans. Het ijs trekt samen. Het leeft, en ik kan er niet genoeg van krijgen. Parelmoeren spiralen vormen knopen die doen denken aan afbeeldingen van neuronaal weefsel of sterrenwolken. De kaart van dit vlechtwerk heeft iets psychedelisch. Zonder drugs of wijn registreren mijn hersens hallucinerende beelden. De wereld toont een glimp van een onbekend schrift. Motieven glijden als in een opiumwolk aan mijn oog voorbij. De natuur geeft ons niet eens de kans om unieke beelden op het scherm van onze psyche te projecteren.’ (p. 78)

meer duizelingen


p. 38-39, uit Duizelingen (W.G. Sebald, De Bezige Bij 2008)

Een belangrijk thema in W.G. Sebalds werk is rouw. Wel, dat wordt geschreven door mensen die meer van zijn werk hebben gelezen; ik ben nog maar een beginneling. Maar, rouw proefde ik al wel degelijk in Duizelingen. Rouw om verloren werelden (tijden), rouw om verdwenen liefde (liefde voor de wereld). Of, rouw voor het verdwijnen van waardering voor de wereld: de mens neemt afstand. Sebald lijkt dit enorm te betreuren.

W.G. Sebald lijkt te worden achtervolgd door schimmen; biografieën, herinneringen, legendes. Geschiedenis. Het boek zit vol anekdotes, alles is met elkaar verbonden. Hoewel ik moeite heb dit boek een roman te noemen, of fictie, is het meeslepend als een roman. Geen verhaallijn, wel meeslepend. Hoe dan precies? Misschien is het een opgraving, zoals archeologen tijd vinden in de grond. En het is meeslepend omdat je wilt weten wat er opgegraven zal worden. Voor Sebald, de Sebald in het boek, is het ook een mysterie.

Zijn schrijven is, hoewel enigszins afstandelijk, erg liefdevol; ondanks het gevoel van ontheemding dat wordt overgebracht, voel je ook de toewijding. En angst is geen onoverkomelijk obstakel. Dit is vreemd, nieuw, en heel mooi.

Ik heb het boek ondertussen uitgelezen; het einde is donker. Ik las over vlinderstruiken ‘in de voegen en scheuren van de in de vorige eeuw gebouwde muren’, en over citroenvlinders (p. 206). Dan plotseling een einde van de wereld. Maar, daaropvolgend weer een dag. Een eind, maar ook ruimte voor een vervolg. Ondanks twijfels en vermoedens, een klein beetje hoop?

Wat valt er nog te zeggen, behalve iets als: ik ben zo blij dat ik dit heb gelezen. Iets. Maar het voegt niet zoveel toe. Het is lastig iets te zeggen dat een beetje betekenis heeft, als het boek dat je wil bespreken je eigenlijk sprakeloos maakt. Ja. Sebalds zinnen zijn zo mooi en lang en kunstig, en zijn kennis van de wereld jaloersmakend; ik wil alleen maar lezen, ik lees alsof ik luister, ik wil meer woorden.

(Interessant, overigens, dat het boek eindigt met ‘– 2013 – Einde’: eerdere hoofdstukken vonden plaats in 1813 en 1913. Sebald lijkt een voorkeur te hebben voor bepaalde getallen. Meer informatie over dit bijzondere detail kun je hier vinden op het mooie blog Vertigo, waar tot mijn verbazing tevens te lezen is dat het is weggelaten in de Engelse vertaling.)

duizelingen

Ik lees nu Duizelingen (vert. Ria van Hengel); het bevat plaatjes, woorden die ik op moest zoeken, en zinnen die ik drie keer wil lezen.

Het gaat over Stendhal, over Kafka (p. 121: ‘Wat het mooi is, schrijft hij, met een uitroepteken en in zo'n licht verbasterde formulering waarin de taal het de gevoelens even toestaat volkomen vrij te stromen. Wat het mooi is en wat het bij ons wordt onderschat!’), over Venetië (p. 47: ‘Zwaarbeladen, tot aan het boord in het water, trokken de boten voorbij. Ruisend doken ze op uit de nevel, doorploegden het aspicgroene water en verwenen weer in de witte luchtzwaden.’), over Casanova — Sebald vertelt prachtige verhalen, schrijft zonder opsmuk maar ook poëtisch —

Ik heb het nog niet uit, ben pas op bladzijde 123. 't Liefst zwerf ik nog wat langer rond in dit vreemde boek. Het is er donker. Het regent er veel en vaak. Er zijn vergezichten, en veel hoogten. Allerlei manieren om te verdwijnen. De hoofdpersoon, zijn naam is Sebald, heeft last van angsten die doen denken aan Kafka's angsten. (Het is een donker boek.)

Kafka in Venetië in de regen:

‘De volgende morgen stak dr. K. in licht stormachtig weer en enigszins geplaagd door zeeziekte de Adriatische Zee over. Nog lang nadat hij in Venetië, als je dat zo kunt zeggen, aan land is gegaan, voelt hij de golven in zijn lichaam doorrollen. In hotel Sandwirth, waar hij logeert, schrijft hij in een vlaag van optimisme, waarschijnlijk veroorzaakt door het geleidelijk afnemen van zijn misselijkheid, aan Felice in Berlijn dat hij zich nu, hoezeer het ook trilt in zijn hoofd, in de stad wil gaan storten en in dat wat die een reiziger zoals hem te bieden heeft. Zelfs de stromende regen, die de silhouetten met een gelijkmatig grijsgroen lazuur bedekt, schrijft hij, zal hem niet van zijn voornemen afbrengen, nee, integendeel, want des te beter zullen de dagen in Wenen van hem worden afgewassen. Toch is het vrij onwaarschijnlijk dat dr. K. het hotel op die vijftiende september nog heeft verlaten. Was het in feite al onmogelijk om hier überhaupt te zijn, hoeveel onmogelijker was het dan niet voor hem, die zich toch al op de grens van desintegratie bevond, om zich naar buiten te wagen onder die waterhemel, waaronder zelfs de stenen vervloeiden.’ (p. 119-120)

Ik verwachtte veel van Sebalds boeken. Te vaak zijn verwachtingen simpelweg niet eerlijk. Hoe zal ik ’t zeggen? Sebald is waar ik op had gehoopt. Het is prachtig geschreven, het is melancholisch en donker, het gaat over de natuur (de wereld, maar ook wijzelf), over geschiedenis en cultuur. Het gaat over verlangen en vernietiging, over rouw en verdwijnen.

Geen vrolijk boek dus, misschien, en er is geen plot. Sebalds boeken zijn niet voor iedereen. Maar wel voor mij. Wel voor mij.

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief