het boek der rusteloosheid

‘Een van de dingen waar ik voortdurend over pieker, is hoe het komt dat andere mensen bestaan, hoe het komt dat er zielen zijn die niet de mijne zijn, bewustzijnen vreemd aan mijn bewustzijn, dat, omdat het bewustzijn is, me het enige lijkt. Ik begrijp heel wel dat de mens die voor me staat en woorden tegen mij uit gelijk aan de mijne, gebaren tegen me maakt precies zoals ik er maak of zou kunnen maken, op de een of andere manier mijn gelijke is. Hetzelfde overkomt me echter met de beelden die ik droom bij illustraties, met de personages die ik voor me zie in romans, met de toneelfiguren die op het podium voorbijtrekken via de acteurs die hen uitbeelden.

Niemand geeft denk ik werkelijk het reële bestaan van een ander toe. Hij kan accepteren dat die ander levend is, dat hij voelt en denkt als hij, maar er zal altijd een anoniem element van verschil zijn, een vermaterialiseerd nadeel. Er bestaan figuren uit voorbije tijden, geestelijke beelden in boeken, die voor ons grotere realiteiten zijn dan die vleesgeworden doodsheid die tegen ons praat van achter de toonbank, of ons toevallig aankijkt in de tram, of ons licht beroert in het voorbijgaan in het dode toeval van de straten. De anderen zijn voor ons niet meer dan landschap, een bijna altijd onzichtbaar landschap van een onbekende straat.

(..) Op bepaalde dagen, op bepaalde uren, die tot mij worden gebracht door god weet welke bries en zich voor mij openen door het opengaan van god weet welke deur, voel ik ineens dat de kruidenier op de hoek een geestelijk wezen is, dat het knechtje dat zich op dit moment bij de deur over een zak aardappelen buigt, werkelijk een ziel is in staat om te lijden.

Toen men mij gisteren vertelde dat de bediende uit de tabakszaak zelfmoord had gepleegd, voelde ik mij bedrogen. Arme stakker, hij bestond dus toch! Dat waren wij allen vergeten, wij allen die hem hadden gekend op dezelfde manier als allen die hem niet hebben gekend. Morgen zullen we hem beter vergeten. Maar hij had een ziel, welzeker, want hij pleegde zelfmoord.’ (p. 107-109, privé-domein nr. 166)

*

Het boek der rusteloosheid, door Bernardo Soares. Fernando Pessoa schreef over zijn semi-heteroniem (‘semi, omdat het een ander is dan ik, maar een ander die niet zoveel verschillend is van mij, dan wel een verminking van mijn persoonlijkheid.’) Bernardo Soares dat hij telkens verscheen wanneer Pessoa moe of slaperig was; ‘zodat ik me tijdelijk minder laat leiden door verstandelijke overwegingen en remmingen (..).’

Misschien is dat wel waarom dit boek zo fantastisch werkt in de avond, in de nacht. De dag (het licht, De Wereld) is weg. Er is nog wel Een Wereld, maar we beleven het anders. We zijn de weg een beetje kwijt, want we wachten op de slaap. Ondertussen laat onze geest alvast los. Er is meer mogelijk, en dat geldt zowel voor de lezer als voor de schrijver.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief