lief leven

Er is iets vreemds aan de hand met de vertaling van een verhaal uit Alice Munro’s nieuwe bundel Lief leven. Het verhaal, ‘Corrie’, is gedeeltelijk een vertaling van Munro's eerste versie, en gedeeltelijk van een nieuwe versie. (Dat wat nu komen gaat zal s p o i l e r s bevatten.)

‘Corrie’ verscheen voor het eerst in The New Yorker in oktober 2010. Vorig jaar werd het (gewijzigd) opgenomen in een bloemlezing van The PEN/O. Henry Prize Awards, en in oktober 2012 werd het, wederom gewijzigd, gepubliceerd in de bundel Dear life. De aanpassingen zijn klein en groot: het gaat om een zin, om enkele woorden, maar ook om volledig nieuwe einden.

De hoofdpersoon van het verhaal, Corrie, is mank aan één been. Ze heeft een affaire met de getrouwde architect Howard Ritchie. Corrie is rijk, eenzaam, en doet dingen op haar eigen manier. Zo ook haar relatie met Ritchie. De verhouding houdt stand, zelfs als ene Lillian, de hulp van een kennis van Ritchie's vrouw, het geheim dreigt te verklappen. Er is een oplossing: Corrie is rijk. Er wordt een regeling getroffen. Echter, vele jaren later krijgt Corrie, tijdens een plechtigheid na Lillians overlijden, herhaaldelijk te horen hoe “buitengewoon” en “gezegend” de gestorven vrouw was. Langzaam dringt het tot Corrie door dat Lillian niet in staat zou zijn geweest iemand te chanteren.

Zoals ik vast al eens heb gezegd, lees ik graag besprekingen van andere mensen over een boek dat ik zojuist heb gelezen. Zodoende stuitte ik op een blog van ene Charles E. May, schrijver en professor van iets (etcetera). Hij schreef begin dit jaar het volgende stuk (wederom: spoilers!): The Three Endings of Alice Munro's story ‘Corrie. Drie einden, dus. En een kleine aanpassing die van grote betekenis zou kunnen zijn. Korte-verhalen-liefhebbers raden niet voor niets aan een kort verhaal direct te herlezen. Er gaan details verloren als je niet goed leest; er gaat verhaal verloren als je niet goed leest.

Het merkwaardige van de Nederlandse vertaling heeft te maken met details. In de Nederlandse ‘Corrie’ komen details namelijk niet volledig overeen met ‘Corrie’ uit Dear life. De onderstaande zin heeft te maken met de regeling die wordt getroffen met Lillian: zij zou Howard Ritchie na het diner duidelijk hebben gemaakt te weten van zijn affaire met Corrie.

The New Yorker: ‘Howard did not tell Corrie about the dinner party right away, because he hoped it would become unimportant.’
Dear life: ‘Howard said that he had not told Corrie about the dinner party right away, because he hoped it would become unimportant.’
Lief leven: ‘Howard had Corrie niet meteen over het diner verteld omdat hij hoopte dat het van geen belang zou blijken te zijn.’

Ik blijf me afvragen waarom de vertaalster, Pleuke Boyce, ervoor heeft gekozen de New Yorker-zin te vertalen en niet gewoon de versie van de bundel. Het zit me vooral dwars omdat het einde wél uit Dear life komt. Als je let op de intentie van Ritchie, en die van Corrie aan het einde van het verhaal, merk je dat de New Yorker-zin iets anders impliceert dan de zin uit Dear life. Heeft de vertaalster dit opzettelijk gedaan? Waarom? Alice Munro koos ervoor deze wijzigingen toe te passen, en dus is het belangrijk. Is het simpelweg een foutje? Het laatste kan ik me eigenlijk niet voorstellen, maar ik begrijp het niet en het zit me dwars..
,
Lief leven is overigens weer een prachtige bundel. En erg bijzonder vanwege de de laatste vier teksten die ‘niet echt verhalen genoemd kunnen worden. Ze vormen een aparte eenheid, een die auto-biografisch is wat gevoelens betreft, hoewel soms niet helemaal volgens de feiten.’ Lief leven is gewoon weer een aanrader voor liefhebbers van het korte verhaal.

+ Op de website van The New Yorker kun je ‘Corrie’ volledig lezen. (Wat opvalt is dat Lillian eerst Sadie heette. Charles E. May suggereert dat iemand met de naam Sadie wel degelijk tot chantage in staat is, in tegenstelling tot een Lillian. Details..)

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief