a room of one's own: women and fiction

Virginia Woolf is een schrijver die ik al jarenlang bewonder, maar van afstand (angst?): ooit las ik over haar leven en zette direct al haar boeken op mijn wenslijst. Ik was zestien, gok ik. Dank de hemel; ik liet het daarbij: ik las wel, maar de echte kunst van literatuur was mij nog onbekend. Ik wil nu niet zeggen dat ik de literatuur nu wel ‘ken’, maar ik herken het, en kan met liefde boeken herlezen; misschien zal ik ooit enkele boeken ‘kennen’.

Terug naar het boek. A Room of One’s Own is wat ontstond nadat Virginia Woolf enkele lezingen mocht geven op twee universiteiten (toentertijd de enige twee scholen waar vrouwen student mochten zijn; 1928) over het onderwerp ‘Women and Fiction’. Ze vond het onderwerp zelf vrij vaag en begon daarom met de volgende woorden:

‘But, you may say, we asked you to speak about women and fiction — what has that got to do with a room of one’s own? I will try to explain. When you asked me to speak about women and fiction I sat down on the banks of a river and began to wonder what the words meant. They might mean simply a few remarks about Fanny Burney; a few more about Jane Austen; a tribute to the Brontës and a sketch of Haworth Parsonage under snow; some witticisms if possible about Miss Mitford; a respectful allusion to George Eliot; a reference to Mrs Gaskell and one would have done. But at second sight the words seemed not so simple.’ (p. 5)

Ik houd van de woorden ‘and began to wonder what the words meant’; ze was zo bewust bezig met het onderwerp, het schrijven, haar werk, en wilde het altijd vanaf de kern, de basis, onderzoeken. Daarom begint A Room bij het begin. Vrouwen en fictie: wanneer begon de vrouw te schrijven? Waarom is er geen gepubliceerd werk van vrouwen te vinden uit de oudheid (‘.. nothing is known about women before the eighteenth century.’ (p. 47))? Hoe is het mogelijk dat de man over vrouwen praatte alsof ze zwak en klein waren, terwijl in de fictie zulke krachtige, prachtige vrouwen worden beschreven? Kortom: waarom werden vrouwen niet serieus genomen?

Virginia Woolf geloofde in gelijkheid; man en vrouw zijn gelijk in waarde. Echter, verschillen zijn er nu eenmaal. Eigenschappen. En, in context: een man schrijft anders dan een vrouw. Die verschillen moeten we leren koesteren, aldus Woolf:

‘It would be a thousand pities if women wrote like men, or lived like men, or looked like men, for if two sexes are quite inadequate, considering the vastness and variety of the world, how should we manage with one only? Ought not education to bring out and fortify the differences rather than the similarities?’ (p. 87)

Ook maken we kennis met de zus van Shakespeare (of, de vele zussen van Shakespeare), vertelt Woolf waarom Charlotte Brontë in principe een intelligentere schrijfster was dan Jane Austen maar haar beste werk nooit heeft geschreven, en hoe Jane Austen en Emily Brontë zich tijdens het schrijven nooit hebben laten beïnvloeden door boosheid en dat hun werk daarom nergens uit de toon valt (in tegenstelling tot Charlotte Brontë’s Jane Eyre).

Ik denk dat dit boek belangrijk is, en ik denk dat iedere vrouw het zou moeten lezen. Dat heeft niets te maken met de indruk die het op mij heeft gemaakt; het heeft alles te maken met de geschiedenis van de vrouw. ‘Nothing is known about women before the eighteenth century.’ Er was censuur; een vrouw moest schrijven zoals mannen schrijven, en anonymous, of onder de naam van een man, om gepubliceerd te worden. Om serieus te worden genomen. Het is belangrijk om dit te weten. Ik denk dat het belangrijk is om dit te weten.

Naast het boeiende onderwerp, de bijzondere manier van schrijven, is er nog een reden dat dit boek me nu zo lief is: meerdere keren zag ik mijn eigen gedachten verwoord op papier staan. En zelfs dat, die herkenning, kan Virginia Woolf omschrijven:

‘One holds every phrase, every scene to the light as one reads — for Nature seems, very oddly, to have provided us with an inner light by which to judge of the novelist’s integrity or disintegrity. Or perhaps it is rather that nature, in her most irrational mood, has traced in invisible ink on the walls of the mind a premonition which these great artists confirm; a sketch which only needs to be held to the fire of genius to become visible. When one so exposes it and sees it come to life, one exclaims in rapture, But this is what I have always felt and known and desired! And one boils over with excitement, and, shutting the book even with a kind of reverence as if it were something precious, a stand-by to return to as long as one lives, one puts it back on the shelf […].’ (p. 72-73)

//

quoi?

ada limón adrienne rich ali smith alice notley alice oswald anne boyer anne brontë anne carson anne truitt anne vegter annie dillard antjie krog audre lorde bhanu kapil carry van bruggen catherine lacey cees nooteboom charlotte brontë charlotte salomon chimamanda ngozi adichie chris kraus christa wolf claire messud claire vaye watkins clarice lispector david whyte deborah levy durga chew-bose elif batuman elizabeth strout emily brontë emily dickinson emily ruskovich ester naomi perquin etty hillesum f. scott fitzgerald feminisme fernando pessoa han kang helen macdonald henri bergson henry david thoreau hermione lee herta müller jan zwicky janet malcolm jean rhys jeanette winterson jenny offill jessa crispin joan didion john berryman joke j. hermsen josefine klougart kate zambreno katherine mansfield kathleen jamie katja petrowskaja krista tippett layli long soldier leonard koren leonora carrington leslie jamison louise glück maggie anderson maggie nelson marcel proust margaret atwood maría gainza marie darrieussecq marie howe marja pruis mary oliver mary ruefle neil astley olivia laing patricia de martelaere paul celan paula modersohn-becker poetry poëzie rachel cusk rainer maria rilke raymond carver rebecca solnit robert macfarlane sara ahmed sara maitland seamus heaney siri hustvedt stefan zweig susan sontag svetlana alexijevitsj sylvia plath ta-nehisi coates teju cole terry tempest williams tess gallagher tjitske jansen tomas tranströmer tracy k. smith valeria luiselli virginia woolf vita sackville-west w.g. sebald yiyun li zadie smith

Blogarchief